Jan leest dagelijks de krant en heeft altijd een mening hierover. Omdat ze thuis niet naar hem luisteren, krijgt Jan hier een plekje om zijn zegje te doen over actualiteiten.
Het cirkeltje is rond!
Bijna mijn hele leven heb ik doorgebracht in of om het onderwijs. Vanaf mijn vierde tot bijna mijn dertigste levensjaar heb ik onderwijs gevolgd. Van kleuterschool tot en met de universiteit.
Van de kleuterschool kan ik me niet zo veel meer herinneren, maar waarschijnlijk was het qua leeromgeving het meest uitdagend. Mijn lagere schoolgebouw staat er nog steeds, maar de lokalen zijn omgebouwd tot woningen. Alle lokalen waren gelijk van vorm en omvang en hadden aan twee kanten ramen. Ieder lokaal zag er wel iets anders uit, afhankelijk van de docent en van het leerjaar en dus de leerstof. De lokalen in het vo, hbo en uni waren allemaal van veel steen of beton en saai, vooral heel erg saai!
Ik geef nu al enkele jaren les in rekendidactiek aan de Fontys in Tilburg. Ook hier zijn de lokalen strak en leeg. Aan bijna geen enkel lokaal kun je zien welk vak er gegeven wordt. Dit is natuurlijk ook de bedoeling als je kijkt en denkt vanuit directie of management of roostermaker. Je kunt toch immers in elk lokaal elk vak doceren!
Echter, hier zit een denkfout, een weeffout: je wil niet elk vak zomaar doceren, je wil ook een zo groot mogelijk leerrendement. Je wil de studenten inspireren en motiveren, stimuleren en onderdompelen, uitdagen en ondersteunen in het vak dat je geeft. Het vak dat je liefhebt en waar je al je passie in kwijt kan.
Op vrijdag 12 november 2021 ben ik op bezoek bij Let’s Play in Schijndel. Een paar van onze studentmedewerkers heeft deze afspraak geregeld*. Let’s Play is ondergebracht in een deel van een basisschool. In deze school zijn vier lokalen voor minimaal vijf jaar omgetoverd tot echt prachtige verwonderwerelden. Schoolbestuur SKOPOS, ondernemers en culturele instellingen hebben onder leiding van Maarten van der Vaart besloten om deze lokalen om te toveren naar een echte rijke leeromgeving.
De vier werelden zijn prachtig ingericht. Alle vier de wanden, het plafond en de vloer zijn betrokken bij het thema van het lokaal. Eén lokaal staat in het thema van groen, de natuur. Eén in het teken van techniek, met de naam: techniekfabriek. Het derde lokaal is een ontwerpstudio, een maakplaats voor van alles en nog wat. En het vierde lokaal is ingericht als markt, met ondernemers met winkels en een echt restaurant.
Ook de centrale hal of open ruimte is volledig meegenomen in het concept van de rijke leeromgeving. De receptie is gemaakt in de vorm van een vraagteken (foto onder). De vloer blijkt een foto van het marktplein van Schijndel. Alle kasten zijn weggewerkt in de wanden. Alles is prachtig van kleur.
Bij binnenkomst in de lokalen wordt je direct helemaal gegrepen door de prachtige sfeer. Eindelijk lokalen die mee ademen, meewerken aan de lesdoelen die je als leraar wil bereiken! Ik droom direct helemaal weg. Dit is wat ik ook voor ogen heb bij rekendidactiek. Ik wil een lokaal dat, zodra je binnenkomt, je hele mindset aanpakt en in de reken/wiskundemodus zet. Je kunt aan niets anders meer denken dan aan getallen en cijfers. De inrichting en vormgeving, alles werkt mee aan het optimale rendement. De materialen staan klaar of voor het grijpen. Bijna alle materialen zijn voorzien van een zelfinstructie en verleiden iedereen die binnenkomt om ermee aan de slag gaan…..
Jan, Jan, wakker worden, we gaan naar het techniekfabriek-verwonderwereld, ga je mee?
mvg Jan
*Zie website Ondernemend Onderwijs voor meer informatie over het bezoek aan Lets Play Schijndel
-Wardle, F. (2011). Creating Indoor environments for Young Children.
-Tessa Mensink, 2015. Het geheim van een rijke leeromgeving. MensenKinderen 145.
-E. de Bruijn, M. Overmaat, M. Glaudé, I. Heemskerk, Y. Leeman, J. Roeleveld en L. van de Venne (2005). Krachtige leeromgevingen in het middelbaar beroepsonderwijs: Vormgeving en effecten. Pedagogische Studiën, (82) 77-95.
Europese musea staan vol met roofkunst. Kunst die de afgelopen eeuwen is meegenomen zonder expliciete toestemming van de eigenaren. Al deze kunst moet terug en wel zo snel mogelijk. Waarom?
Door deze kunst te stelen, vaak met geweld en plunderingen, hebben we van veel volkeren in de wereld een deel van hun culturele erfgoed afgenomen. Wat zouden wij er van vinden als de Nachtwacht van Rembrandt in Berlijn zou hangen? Zoals Ber, onze mosasaurus die door de soldaten van Napoleon is meegenomen en nog steeds in Parijs te bewonderen is in Musée national d’Histoire naturelle. In Maastricht is slechts een gipsen afdruk van Ber te bewonderen.
In voorjaar van 2021 was er een mooie serie op tv, te weten Roofkunst met Erik Dijkstra als presentator. Telkens onderzoekt hij daarin een kunstvoorwerp van betekenis dat te bewonderen is in een van de musea in met name West-Europa.
Met name Engeland, Frankrijk, Nederland, België en Duitsland hebben musea die uitpuilen van de roofkunst. In de aflevering over Nederland wordt gesproken over het gestolen kanon van Kandy, afkomstig uit Sri Lanka. Dit kanon is te bewonderen in het Rijksmuseum. De aflevering over Duitsland gaat over de adembenemend mooie buste van koningin Nefertiti, onder valse voorwendselen meegenomen naar Berlijn. De aflevering over Engeland gaat over de door Lord Elgin gesloopte marmeren kunstwerken van het Parthenon in Athene. Deze zijn ondergebracht in het British Museum in Londen. En de aflevering over België gaat over het Luba-masker. Dit masker werd tijdens de periode van Belgisch kolonialisme op brute wijze geroofd uit het Congolese dorp Lulu.
Het is, zeker door de ogen van nu gezien, ook tijd voor de museumwereld om het goede te doen, ook in de ogen van de landen waar de (roof)kunst vandaan komt. En dat wil concreet zeggen: geef de roofkunst terug, zelfs bij twijfel en zelfs wanneer er in het land van oorsprong geen goed museum voorhanden is! Het telkens weer verzinnen van smoesjes moet afgelopen zijn.
In de tv serie spreekt Erik Dijkstra met de algemeen directeur van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren, te weten Guido Gryseels. Op de vraag of de kunst teruggegeven moet worden aan Congo geeft deze directeur volmondig toe dat dit moet gebeuren. Een antwoord dat ik niet had verwacht.
Een paar weken eerder was Erik Dijkstra op pad met Martine Gosselink van ons Rijksmuseum en zij wilde liever nog eerst onderzoeken of er geschreven bronnen zijn, vanuit Indonesië of Sri Lanka, die meer licht kunnen werpen op het kanon van Kandy dat nu in het Rijksmuseum staat. Is het gestolen of toch geschonken?
Ook de Duitse beheerder van het buste van Nefertiti was niet van plan dit kunstwerk terug te geven aan Egypte, ook al werd in de uitzending duidelijk aangetoond dat de Duitse archeoloog geknoeid heeft met de papieren om de buste uit Egypte te smokkelen en in Berlijn onder te brengen.
Deze manier van handelen doet dubbel pijn. De pijn vanuit het koloniale verleden komt weer naar boven en de pijn dat deze kunstvoorwerpen geld genereren voor de ex-kolonisator, zelfs nog eeuwen na het roven er van. Deze gelden kunnen de landen van herkomst zelf heel goed gebruiken, plus dat veel van de roofkunst deel uitmaakt van het culturele erfgoed van deze landen en volkeren.
Liefhebbers kunnen de serie terugkijken* of kunnen ook de film Woman in Gold (2015) bekijken waarin Joodse erfgenamen de staat Oostenrijk voor de rechter slepen om hun schilderij 'Portret van Adèle Bloch-Bauer I' van Gustav Klimt terug te krijgen.
Veel kijkplezier!
Mvg Jan
De overheid heeft in het begin van dit jaar 8,5 miljard euro uitgetrokken om de achterstanden in het onderwijs die ontstaan zijn door de Covid-19 maatregelen weg te werken. Hiervan is 6,5 miljard voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Een mooie verkiezingsstunt die goed heeft uitgepakt voor de VVD. Dit bedrag is goed voor ongeveer 700 euro per leerling.
Om iedereen een beetje te helpen heeft de overheid een menukaart samengesteld van effectieve aanpakken.
Op 29 oktober staat op de voorpagina van de Volkskrant een verslag over de achterstanden die de leerlingen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs hebben opgelopen. De kop van het artikel is: Pandemie zet vmbo-ers bij Nederlands lezer op vol jaar achterstand. Voor meer informatie klik hier.
In een van mijn eerdere blogs heb ik al aangegeven dat leerkrachten de meest bepalende factor zijn als het gaat om de onderwijskwaliteit. Onderwijskwaliteit uitgedrukt in leerrendement. En juist aan leerkrachten en leraren hebben we een behoorlijk te kort. Een snelle reparatie van de achterstanden lijkt dan ook niet tot de mogelijkheden te behoren.
Wat wel fijn is dat het ministerie van financiën heeft aangedrongen op een goede controle van de besteding van deze 8,5 miljard. En verder is het natuurlijk belangrijk deze gelden zo goed en effectief mogelijk te besteden.
Tijdens de APV lessen (Algemene Professionele Vorming) die ik verzorg op de Fontys Hogeschool besteed ik altijd aandacht aan de onderzoekers Hattie en Marzano. Ik laat de studenten zien dat bijna alles wat een leerkracht of leraar doet een positief effect heeft op het leerrendement van de leerlingen of studenten. Soms een heel klein rendement, soms een gemiddeld en soms een groot rendement. Zelden is er sprake van een negatief rendement. Dit is het goede nieuws!
Daarna geef ik aan dat wanneer de lessen goed en lekker verlopen voor zowel de docent als voor de leerling of student, dat ze dan vooral moeten blijven doen wat ze doen. Wél vraag ik ze dan om na te denken wat de goede en effectieve activiteiten of handelingen in die lessen zijn.
Als de lessen niet of niet zo lekker verlopen, dan adviseer ik mijn studenten om een keer een boek van Hattie of Marzano erbij te pakken en te lezen wat die te vertellen hebben over effectieve lessen en leerrendement.
Sinds kort bestaat er ook een andere optie om open te slaan, namelijk de Menukaart die het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft gemaakt om die 8,5 miljard goed en effectief te besteden. Deze menukaart bevat een lijst met interventies op basis van deskundigen uit de hoek van het onderwijs, zeg maar een Outbreak Management Team (OMT) maar dan voor het Onderwijs. Hierdoor geïnspireerd heb ik voor een recente studiedag een speciale opdracht bedacht, namelijk:
Jij bent leerkracht in het basisonderwijs of leraar op een vo school en zit in een (vakgroep)vergadering waarin de teamleider of directeur of bestuurder je vraagt om een top 3 samen te stellen van effectieve aanpakken om de achterstanden van de leerlingen of studenten weg te werken. Wat zou jouw antwoord zijn? Voordat je op de link klikt naar de menukaart van het ministerie vraag ik je om even bedenktijd te nemen en drie echt effectieve aanpakken hieronder in te vullen. Daarna kun je kijken of jouw ideeën overeenkomen met die van het OMT van het Onderwijs. Veel plezier!
Mijn top 3:
1.
2.
3.
Mvg Jan
(Jan is lid van het Kernteam van OO ‘sH en tevens docent op de Fontys Hogeschool te Tilburg)
Link naar voortgangsrapportage Nationaal Programma Onderwijs (NPO) voor bao, vo en mbo
De laatste maanden (of beter misschien jaren) is er veel te doen over het wel of niet aanbieden van verontschuldigingen voor de slavernij. Het gaat niet alleen om de Nederlandse staat of de VOC, maar ook over de rol die de grote steden in dit verhaal hebben gespeeld en meer recent de Nederlandse kerken. Femke Halsema heeft voor de zomervakantie deze verontschuldigingen aangeboden namens de stad Amsterdam. En ik denk terecht. Wie volgt zou ik willen zeggen?
Na deze goedkope vorm van het aanbieden van verontschuldigingen komen mogelijk de dure vormen, namelijk die van de herstelbetalingen. Of dit er ooit van komt durf ik niet te zeggen.
De afgelopen jaren komt ook met enige regelmaat de vraag of de afschaffing van de slavernij niet moet worden vastgelegd in de vorm van een nationale feestdag, onder de naam Keti Koti. Keti Koti (Sranantongo voor ‘Gebroken Ketenen‘) wordt op 1 juli gevierd op de dag van de afschaffing van de slavernij in Suriname en op de Antillen. Dat gebeurde op 1 juli 1863. Of Keti Koti een nationale feestdag wordt durf ik niet zeggen, van mij mag het.
Liever dan terug te blikken, zou ik willen vooruitkijken naar de moderne vormen van slavernij die nog steeds bestaan en daar iets aan doen. Ik denk hierbij letterlijk aan de ontvoeringen van kinderen en vrouwen, illegale of gedwongen prostitutie, machtsmisbruik in de (top)sport, tewerkstellingen van illegalen onder zeer slechte arbeidsomstandigheden in bv Qatar, maar ook in Nederland.
Denk daarnaast ook aan de verschillen tussen arm en rijk die steeds groter worden. In al van deze situaties is sprake van machtsongelijkheid en al deze situaties bevatten een voedingsbodem voor misstanden. In al deze situaties is er sprake van macht en onmacht. De sterkere legt de zwakkere zijn of haar wil op. Er is duidelijk geen sprake van gelijke kansen.
Juist werk maken van gelijke kansen verdient de aandacht. Daarom is het mooi dat werelddoel 10 betrekking heeft op het verminderen van de ongelijkheid.
Juist daarom is het mooi dat de gemeente Den Bosch penvoerder is van het Erasmus+project Play Equal.
En juist daarom is het mooi dat de Challenge to Change op donderdag 18 november 2021 extra aandacht vraagt voor gelijke kansen.
Die dag delen 17 jongerenteams uit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs de ideeën die ze hebben bedacht en ontwerpen die ze hebben gemaakt in het kader van dit prachtige project. Een zevenkoppige jury buigt zich in de middag over de voorstellen en zal uiteindelijk in de vorm van een waardering de ideeën belonen. De beloning bestaat uit advies of nieuwe contacten of hulp bij de verdere realisering. De teams krijgen in ieder geval een uitnodiging van de gemeente Den Bosch om hun ideeën en ontwerpen nogmaals te presenteren en na te gaan of ze in aanmerking komen voor jongeren subsidie via City Boost.
De vraag die nu bij mij opkomt is: als we meer naar jongeren zouden luisteren zou de wereld er dan beter uitzien? Ik heb sterk het gevoel van wel, en dat durf ik, na deze mooie challengedag*, wel te zeggen!
Mvg Jan
Goed strategisch personeelsbeleid zou het onderwijs kunnen redden
Lees meer
In de Volkskrant van zaterdag 22 mei stond een geweldig artikel met de titel: Welke missie heeft u voor Nederland? Denk groot, denk mens op de maan. Bedenk een extreem ambitieuze missie die Nederland nog voor 2030 moet voltooien.
Ik wil het hebben over ons lerarentekort en ik wil het opgelost hebben voor 2030! Bij te weinig leraren is het lastig om voor voldoende onderwijskwaliteit te zorgen. Ook de extra miljarden die het kabinet ter beschikking heeft gesteld om de achterstanden weg te werken zijn vaak gebaseerd op (extra) leraren. De leerkrachten zijn de bepalende factor voor de leerprestaties van de leerlingen. De instroom via de Pabo’s en de Academische Opleidingen is niet groot genoeg om de uitstroom op te vangen. Ook met de extra zij-instromers lukt dat niet.
Bij nader inzien is er wel iets heel vreemds aan de hand. Van de pas afgestudeerde Pabo leraren blijkt 10 tot 20% na het eerste jaar het onderwijs al weer te hebben verlaten.[1] Ze vinden het werk te zwaar, niet aantrekkelijk genoeg, of vinden geen vaste baan, of het salaris is onvoldoende.
Ook in het voortgezet onderwijs is de uitval ongeveer 20% na het eerste jaar en 25% na het tweede jaar.[2] Opvallend verschil is dat het basisonderwijs er in is geslaagd de uitval van ruim 20% terug te brengen naar ongeveer 10%, maar dat is bij het voortgezet onderwijs (nog) niet het geval. Het basisonderwijs heeft dit met name door een betere begeleiding van startende leraren voor elkaar gekregen.
Het tekort aan leraren en de problemen die daarmee samenhangen start al tijdens de opleiding. Tijdens de Pabo’s en lerarenopleidingen vallen ook al rond de 20% van de potentiële leraren af. Dus ook hier is het zeer de moeite waard meer aandacht aan te besteden.
In mei had ik een gesprek met een academisch opgeleide leerkracht. Sinds een jaar of tien probeert de minister in navolging van de Scandinavische landen meer academisch geschoolde leerkrachten in het basisonderwijs te krijgen. Het idee is simpel, hoger opgeleid geeft betere leerkrachten en dus betere prestaties. Uit de eerste onderzoeken is dit nog niet gebleken, maar wat nog niet is, kan nog komen. Uit het gesprek kwam echter naar voren dat deze academisch geschoolde leerkrachten precies dezelfde carriere-weg dienen te volgen tegen precies dezelfde beloning als regulier opgeleide leerkrachten van de Pabo. In de oorspronkelijke plannen van de minister was het wel de bedoeling om een aangepaste salarisschaal te creëren, maar die is er nooit gekomen.
In juni rapporteert de Algemene Onderwijsbond over een enquête afgenomen bij 715 universitair opgeleide pabo leerkrachten[3]. Van de respondenten geeft 25% aan niet meer in het onderwijs werkzaam te zijn. Van deze vertrokken leerkrachten geeft 71% aan dat het gebrek aan ontwikkel- en loopbaanmogelijkheden een belangrijke factor is voor de beslissing om het onderwijs te verlaten.
In de podcast 304 van Cindy Pieterse uit 2011[4] werd ik er aan herinnerd hoe met jonge startende leraren wordt of werd omgesprongen. De jonge leraren krijgen nog steeds de kleinste en tijdelijke baantjes. Ze moeten her en der invallen waarbij ze voor de leeuwen worden geworpen. Een vaste baan is niet of nauwelijks bereikbaar via deze invalpools. En ze worden direct het eerste jaar weer belast met extra scholing die ze als startende leraar blijkbaar nodig hebben.
In de Randstad en de grote steden is het niet of nauwelijks mogelijk een woning te vinden als starter op de woningmarkt. Dit geldt overigens niet alleen voor onderwijzend personeel, maar ook voor personeel in de zorg of voor politie.
Invallers en beginnende leerkrachten krijgen vaak de moeilijkste (combinatie)klassen in plaats van juist de makkelijkere enkelvoudige klassen om meer ervaring op te doen. Ontzie de eerste drie jaar de startende leerkrachten onder andere door ze minder of geen extra taken te geven, nog geen eindverantwoordelijkheid voor een klas, ze goed te coachen en ondersteunen bij onder andere oudergesprekken. Dit zou allemaal kunnen vallen onder strategisch personeelsbeleid.
Daartegenover staat dat juist de ervaren leerkrachten zich in steeds betere posities weten te manoeuvreren. Ze gaan op zoek naar scholen waar ze graag willen werken. Ze gaan vaak vóór, als het gaat om de keuze van de klas waarin ze graag willen werken. En uiteraard de werkdagen die ze wel of juist niet willen werken.
Juist deze ervaren leraren krijgen vaak extra betaald, omdat ze ook extra aanvullende opleidingen hebben gevolgd. Door de extra kwalificaties komen ze -terecht- in aanmerking voor een betere en hogere salariëring. Ook gaan de taken vaker gepaard met taken buiten de klas, bijvoorbeeld curriculumontwikkeling of het ondersteunen en begeleiden van leerlingen met complexe problemen. Zo komen de meest ervaren en mogelijk beste leraren minder voor de klas te staan waar toch de voornaamste leerwinst te behalen valt.
Juist de meest ervaren en best betaalde leerkrachten en leraren zouden de moeilijkste en pittigste klassen voor hun rekening moeten nemen. De combinatieklassen, groep 8, een moeilijke groep die al twee leraren een burn-out heeft bezorgd. Deze leerkrachten mogen terecht wat meer verdienen. Deze ervaren leraren zijn door de wol geverfd en maak je niets meer wijs.
Half juni kwam de Sociaal Economisch Raad (SER) met een rapport met de titel: Gelijke kansen in het onderwijs[5]. Structureel investeren in kansengelijkheid voor iedereen. Zij komen met een samenhangend pakket aan maatregelen om de ongelijkheid te bestrijden. En een van die maatregelen is juist om te investeren in hogere kwalificaties van leraren en schoolleiders, een professionele onderwijsorganisatie en goed werkgeverschap.
In het rapport Begeleiding startende leraren[6] worden acht aanbevelingen voor verbetering gedaan. Vanwege het belang zal ik ze integraal opnemen.
Op deze manier kun je voorkomen dat we massaal jonge startende leraren opleiden die na enkele jaren het onderwijs weer schreeuwend verlaten. De versnipperaar en de gehaktmolen van de studerende en startende leraren moet tot stilstand worden gebracht. En wel nu!
mvg Jan
[1] Uitval startende leraren primair onderwijs | Kengetallen | Onderwijs in cijfers
[2] Uitval startende leraren voortgezet onderwijs | Kengetallen | Onderwijs in cijfers
[3] https://www.aob.nl/nieuws/academische-pabo-leidt-niet-altijd-tot-waardering-op-scholen/
[4] https://open.spotify.com/episode/5M3QpGNmURMuqgn2WMnQzy?si=pJRyXgFFSIa3z7WBuPoa6g
[5] https://www.ser.nl/nl/Publicaties/gelijke-kansen-onderwijs
[6] https://www.vo-raad.nl/nieuws/begeleiding-startende-leraren-is-een-belangrijk-wapen-tegen-uitval-leraren Helms-Lorenz, Pers, van der, Moorer, Lugthart, Lans, van der, en Maulana (2019). Eindrapport Begeleiding startende leraren 2014-2019. Lerarenopleiding Rijksuniversiteit Groningen.
Afgelopen maandag 24 mei hoorde ik een geweldig nieuwsbericht. Op dit bericht zat ik al meer dan een jaar te wachten. Nee, het gaat niet over de datum van mijn coronavaccinatie. Het gaat over iets veel simpelers, maar ook o zo belangrijk, namelijk water.
Volgens het NOS journaal van maandag 24 mei is in heel Nederland het grondwaterniveau weer op peil voor het eerst in drie jaar tijd. Waarom ben ik zo blij met dit nieuws? Marian en ik halen iedere zaterdagochtend het merendeel van ons eten en drinken in een fijn biologisch winkeltje in Ophoven. De naam is De Koriander en wordt gerund door Astrid en Paul. Ophoven is een gehuchtje tussen Susteren en Echt.
Op de heen- en terugweg rijd ik over een beek. Een beek zonder naam, maar twee jaar geleden viel de beek in de zomer voor het eerst volledig droog in de twintig jaar dat ik er overheen rijd. Normaal vult de beek zich In de herfst en in de winter weer tot aan de rand om er in het voorjaar weer tip en top uit te zien. Maar een jaar geleden bleek dit niet het geval. En vorig jaar was weer een snikhete zomer. De beek viel al heel snel droog. Het aangrenzende natuurgebied de Doort, waar heel kleine boomkikkers voorkomen, verdroogde mee.
Sinds die tijd let ik steeds meer op het grondwater. Dat wil zeggen of er wel of niet genoeg water in de beek staat. Valt er genoeg regen om de tekorten aan te vullen? Gelukkig hebben we een vrij natte herfst, winter en voorjaar gehad, mede hierdoor is de beek tot op heden goed gevuld. Inmiddels in het water al weer fors aan het dalen (zie foto zaterdag 5 juni).
Ik heb ruim een jaar geleden een regenmeter gekocht om nog beter de ontwikkelingen van het regenwater, maar daarmee ook deels het grondwater, te volgen. Tot en met donderdag 27 mei was het een nat en koud voorjaar, niet echt lekker weer om buiten van te kunnen genieten, maar wel goed en lekker voor een groot deel van de nog steeds herstellende natuur. De bomen en de bossen kunnen nog veel neerslag gebruiken. Ook veel poelen en plassen kunnen nog wel wat extra water gebruiken.
Nu is Nederland met al zijn of haar waterschappen altijd goed geweest in het beheersen van het water, dat wil zeggen het snel afvoeren van het water. In de afgelopen eeuwen hebben we we daar heel veel ervaring mee opgedaan. Sinds de watersnoodramp van 1953 en het daarop volgende Deltaplan voelen we ons weer veilig achter de dijken. En eerlijk is eerlijk: We zijn in Nederland misschien wel de beste van de wereld als het gaat over het aanleggen van dammen en dijken, het beschermen van mensen en land tegen het wassende water. We hebben baggeraars en dijkenbouwers van wereldfaam.
Maar we zijn er nog niet. We staan voor een nieuwe geheel andere uitdaging. Het gaat in de toekomst niet alleen meer om ons te beschermen tegen het water en het snel afvoeren van het water. Het gaat nu juist ook om het opvangen en vasthouden van het water. Dit vergt een andere manier van denken. Omdenken is nodig.
Hoe gaan we het water en de beheersing van neerslag in Nederland zo aanpakken dat we er het hele jaar plezier van hebben? Dat we bij een teveel aan water niet bang hoeven te zijn voor dijkdoorbraken en bij een tekort aan water voldoende reserves hebben om door de droogte heen te komen?
Dit proces, deze transitie, is momenteel in volle gang en is prachtig om mee te maken. De afgelopen twintig jaar is Nederland al bezig met het verbreden van de rivieren. Het creëren van overloopgebieden bij hoogwater. Maar ook veel kleinschaliger zien we prachtige initiatieven en kansen. Denk aan alle sedumdaken die nu worden aangelegd op garages, bushokjes en andere platte of niet al te schuine daken. Ook zie je overal wadi’s ontstaan in woonwijken. Grote kuilen waar een teveel aan water opgevangen kan worden en tijdelijk wordt vastgehouden. Ook zijn mensen massaal regentonnen aan het aanschaffen om het regenwater deels op te vangen om daar de tuinplanten en het gras water mee te geven. Ook zijn er oproepen om meer tegels uit de tuin en het straatbeeld te verwijderen en te vervangen door groen en grind dat het water beter opneemt en doorlaat. In de bouw zijn er al plannen om onder gebouwen opslagtanks voor regenwater in te richten, zodat we dit water weer kunnen gebruiken wanneer nodig.
In het onderwijs zullen de komende decennia heel wat creatieve ideeën worden ontwikkeld om nog veel meer en betere oplossingen te bedenken voor zowel een te kort als voor een overschot aan neerslag in ons land. Al deze grote en kleine initiatieven zorgen er voor dat we over tien of twintig jaar beter om kunnen gaan met ons water.
Mvg Jan
PS
In de Volkskrant van zaterdag 22 mei staat een een geweldig artikel met de titel: Welke missie heeft u voor Nederland? Denk groot, denk mens op de maan. Bedenk een extreem ambitieuze missie die Nederland nog voor 2030 moet voltooien. Ik denk dat inzendingen na 4 juni ook welkom zijn: Oproep: welke ambitieuze missie wilt u dat Nederland nog voor 2030 voltooit? | De Volkskrant
Link naar De Koriander: https://www.biowinkeldekoriander.nl/
Alweer een aantal maanden geleden noemde Camille Smits, een van onze studentmedewerkers, vrouwenhaat als mogelijk onderwerp voor een blog. Ik heb er toen geen aandacht aan besteed, maar een paar weken geleden stond in de Volkskrant dat er per jaar in Nederland 40 vrouwen worden vermoord door hun partner of vriend.
Ook rond die tijd noemde Maite van de Wiel, lid van ons kernteam, dat ze graag nog een keer wat wilde schrijven over emancipatie. Dit moet ergens geweest zijn rond internationale vrouwendag op 8 maart.
Dat het onderwerp aandacht verdiend, blijkt ook uit de moord op 3 maart op Sarah Everard in Engeland. Ze liep ‘s avonds na een bezoek aan haar vriendin alleen naar huis, maar kwam daar helaas nooit aan. In de praatprogramma’s ook in Nederland komt vervolgens een schrikbarend beeld naar voren waaruit blijkt dat elke vrouw in Nederland, zeker ‘s avonds, constant op haar hoede is en strategieën toepast voor haar veiligheid. Als het niet lukt om samen met iemand anders naar huis te fietsen of lopen, dan past ze trucjes toe. Door bijvoorbeeld stoer en breed te lopen, luidruchtig te zijn, te doen alsof je met iemand aan het bellen bent, bij een onbekend groepje aansluiten, pas naar de eigen voordeur gaan als je zeker weet dat er niemand op je let, enzovoort.
Even een stukje historie. Eind negentiende en begin van de twintigste eeuw hebben vooral vrouwen (suffragettes) gestreden voor het verwerven van gelijke rechten, waaronder het vrouwenkiesrecht (eerste feministische golf). Voor die tijd werden vrouwen niet in staat geacht een rationele keuze te maken. Op 28 september 1919 werd de wet van kracht in Nederland met algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. Op 15 mei 1920 bracht de eerste vrouw in Nederland haar stem uit.
Tot eind vijftiger jaren van de vorige eeuw moesten vrouwen stoppen met werken wanneer ze gingen trouwen. Het is nu bijna niet meer te geloven, maar wel echt waar. In de jaren zestig en zeventig hebben de vrouwen (Dolle Mina’s) onder andere gestreden voor abortus en baas in eigen buik. Dit staat ook wel bekend als de tweede feministische golf. De derde golf in de jaren negentig sla ik voor het gemak maar even over. Het lijkt erop dat de vrouwen de klus geklaard hebben, maar niets is minder waar. Nog steeds verdienen vrouwen minder voor hetzelfde werk dan mannen. En nog steeds bestaan besturen en raad van commissarissen voornamelijk uit mannenbolwerken, ondanks enige vooruitgang de afgelopen jaren. Ook de Me Too beweging en Black Lives Matters tonen aan dat er nog veel werk verzet moet worden. En verder is er nog veel werk aan de winkel in veel islamitische landen of verschillende opvoedingsculturen, ook in Nederland.
Het is hoog tijd voor een nieuwe feministische golf en wel om verschillenden redenen. De eerste is simpel, het werk is nog lang niet af. Zie bovenstaande opmerkingen. En doordat we al weer een stuk of dertig jaar voorbij de derde golf zijn, hebben hele generaties nieuwe vrouwen wel kunnen genieten van de verworvenheden, maar er nooit echt voor hoeven te vechten. En er zijn altijd tegenbewegingen die willen dat de vrouw zich weer meer naar de achtergrond gaat begeven. Of partijen die abortus weer willen verbieden. Denk aan de vrouwen die lastig gevallen worden bij abortusklinieken. Denk ook aan Turkije dat zich in maart terugtrekt uit het Istanbul-verdrag, dat geweld tegen vrouwen bestrijdt. Terwijl het land in 2011 een van de eerste ondertekenaars was van dit verdrag.
Ook een hele groep nieuwe Nederlanders uit andere landen en culturen hebben weinig of niets van de eerste, tweede en derde feministische golf meegekregen. Ze hebben de eigen cultuur met eigen waarden en normen meegenomen en bekijken vanuit dat perspectief de situatie. Ook zij lijken gebaat bij een nieuwe strijd voor gelijkheid tussen de geslachten. Denk alleen maar aan wat Lale Gül is overkomen met haar boek: Ik wil leven. Of denk aan het etnisch profileren van de belastingdienst bij de kindertoeslagenaffaire.
Maar ook de mannen hebben veel te winnen bij een nieuwe emancipatiegolf. Denk alleen al aan het geboorteverlof. Tot voor kort had de Nederlandse man recht op 2 of 3 dagen verlof. Vanaf 1 juli 2020 kan de partner gebruik maken van aanvullend geboorteverlof tot maximaal 5 weken, binnen 6 maanden op te nemen. Of veel mannen hier al gebruik van maken, weet ik niet.
En eerlijk gezegd is feminisme ook iets dat mannen en vrouwen samen vorm moeten geven. Beide geslachten hebben er voordeel bij om een en ander goed te regelen. Na eten en drinken is veiligheid voor elke vrouw en man van het grootste belang. Als voorbeeld een grafiek over ongewenst gedrag op het werk (emancipatiemonitor 2020).
In het algemeen is er meer geweld door en tegen mannen (blauw), maar bij vrouwen (rood) gaat het veel vaker om sexuele intimidatie. Bijna de helft van de Nederlandse vrouwen (45%) geeft aan sinds haar vijftiende slachtoffer te zijn geweest van lichamelijk of seksueel geweld. Met alle gevolgen van dien (mensenrechten.nl).
Wat heeft vrouwenhaat nu te maken met onderwijs?
Vrouwenhaat is een groot en veelkoppig monster dat op alle niveaus en langdurig bestreden kan en moet worden. Zo kunnen en moeten overheden veel meer werk maken van geweld tegen vrouwen. Denk alleen al bij het doen van aangifte van seksueel geweld bij de politie. Nog veel te vaak wordt het vrouwen afgeraden om aangifte te doen. Hier valt nog veel te verbeteren.
Verder kan de overheid campagnes blijven voeren voor meer gelijkheid. Rond de jaren negentig van de vorig eeuw had de overheid een postbus 51 spotje met de slagzin: Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid. Ik weet niet in welke mate deze campagne heeft bijdragen aan het feit dan vrouwen inmiddels beter opgeleid zijn dan de mannen. En tot de komst van de kinderen verdienen ze ook beter dan de mannen (maar daarna gaat het helaas toch nog mis).
Uiteraard hebben ouders een heel belangrijk taak. Bij het opvoeden van de kinderen kunnen ze doelbewuste keuzes maken hoe ze hun dochters en zonen willen opvoeden. Welke waarden, normen en overtuigingen willen ouders hun kinderen meegeven? En op welke manier willen ze die overdragen?
Tot slot wil ik een oproep doen richting de formateur(s) en/of de politiek, om het bijzondere onderwijs in Nederland af te schaffen en volledig te vervangen door openbaar onderwijs. Dus geen Katholieke, Protestantse, Joodse en of Islamitische scholen meer, omdat ze de vrouw nog steeds niet als gelijken behandelen. De religieuze opvoeding kunnen de ouders thuis en in hun eigen omgeving verzorgen. Op school komt weer het leren centraal te staan, met aandacht voor burgerschap, democratie en respect voor alles en iedereen. Dus ook voor vrouwen!
mvg Jan
Het Coronavirus lijkt nog niet echt op haar retour en maakt nog steeds veel mensen het leven zuur. Cafés en restaurants zijn nog steeds niet open, winkeliers smachten naar meer bewegingsruimte / openingstijden. De zorg loopt nog steeds op haar tenen en is de uitputting nabij.
Ook het onderwijs heeft nog altijd te kampen met het virus. Basisscholen moeten soms volledig sluiten vanwege te veel besmettingen en het voortgezet onderwijs geeft nog steeds voornamelijk hybride les.
Door het coronavirus hebben ook de leerlingen van groep 8 problemen ervaren met hun keuze voor het voortgezet onderwijs. Normaal zijn er in december en januari veel open dagen. Groep 8 leerlingen kunnen dan naar verschillende vo scholen om er een kijkje te nemen.
Ik weet dat een deel van de po scholen in Den Bosch meedoet aan ‘Brug naar de Brugklas’. Een superleuke dag vol activiteiten voor leerlingen van groep 8 die kennis maken met verschillende aspecten van de grote vo school. In groepen van 10 tot 15 leerlingen onder leiding van vrijwilligers, docenten en leerlingen uit de brugklas van de desbetreffende vo scholen, maken de groep 8 leerlingen kennis met ontwikkelingen die hen te wachten staan. Zo kun je denken aan multimedia met o.a. de gevaren van gamen en het maken van pikante foto’s. Maar ook aan uitleg over de grote dode hoek van vrachtwagens die ze tegenkomen op de weg van thuis naar school. En nog veel meer!
Ook zijn er in het onderwijs nieuwe ontwikkelingen, zoals scholen waar leerlingen van 4 tot 15 jaar zitten. Dus basisonderwijs plus nog twee jaar voortgezet onderwijs. Op Wittering.nl en Campus aan de Lanen werken ze samen met het Rodenborch College en noemen ze de groep van 10 tot 15 jaar Unit 5[1]. Ze doen dit onder andere om de overgang van po naar vo te vergemakkelijken, maar ook om de keuze voor een bepaalde vervolgschool uit te stellen.
Afgelopen week (half april) heeft de Onderwijsraad een nieuw advies uitgebracht met de titel: Later selecteren, beter differentiëren[2]. Alle middelbare scholen zouden op hetzelfde moment een driejarige brede brugklas moeten invoeren, dus met leerlingen van 12 tot 15 jaar, van vmbo tot en met gymnasium. De raad ziet dat kinderen nu te vroeg worden ingedeeld in een schooltype en dat leidt tot ongelijke kansen. Voorstel is nu om dat twee of drie jaar later te doen.
Maar ook nieuwe technologie biedt nieuwe kansen. Denk aan een digitale rondleiding door een middelbare school. Dit kan bijvoorbeeld door een filmpje te maken zoals het Jan van Brabant in Helmond heeft gedaan[3], maar het kan ook met een digitale weergave zoals de start-up Brick In Sight dat doet of met een VR-bril. Door de school volledig digitaal 3D te fotograferen met een speciale camera, is het mogelijk een prachtige 3D rondleiding te verzorgen.
Ook zie je steeds meer digitale platforms verschijnen waar het mogelijk is om informatie op te doen over een vervolgrichting op unieke en nieuwe manieren. Zo zijn Casper Knuvelder en ikzelf, Nick van Wanrooij, een digitaal platform aan het bouwen voor Maakplaats Uden waarbij we de studiekeuze koppelen aan de 17 werelddoelen (SDGs) in plaats van de leerling een simpele vragenlijst te laten invullen waar uiteindelijk een richting uitrolt. Ook het kijken naar de toekomst speelt natuurlijk een grote rol. Het is belangrijk om te weten welke banen er over 10 tot 15 jaar van belang zijn. En misschien nog belangrijker is om te weten welke banen niet meer zullen bestaan. De Dutch Design[4] Week geeft hier een goed beeld van weer.
Na het maken van een goede loopbaan-/studiekeuze, komt het moment van de waarheid. Je gaat kennismaken bij je nieuwe opleiding of je nieuwe baan. Dit moment is erg belangrijk aangezien je tijdens deze kennismaking al een band opbouwt met verschillende mensen. Vooral voor leerlingen is de kennismaking erg van belang aangezien hier al de eerste vriendschappen kunnen ontstaan. Echter is kennismaken in persoon momenteel nog vrij lastig door de huidige coronamaatregelen.
Veel scholen maken tegenwoordig gebruik van kanalen zoals Microsoft Teams, Skype of Zoom. Deze kanalen zijn meer geschikt voor vergaderen of een lezing, maar als het aankomt op persoonlijk contact met elkaar, laten ze toch een steekje vallen. Dit voornamelijk omdat iedereen in de groep kan horen wat jij zegt op het moment dat je microfoon aan gaat. Hierdoor kun je niet in een gesprek met één of een paar individuen. Ook zal elke reactie per persoon dienen plaats te vinden, want als iedereen gelijktijdig begint te praten wordt het een groot kippenhok.
VR kan hier verandering in brengen door je de mogelijkheid te geven met meerdere mensen “echt” in een kamer te staan en op elkaar af te lopen en een gesprek aan te gaan. Ook kan VR gebruikt worden bij bijvoorbeeld teambuildingactiviteiten of een spelletjesmiddag.
De prijs van een VR-bril valt tegenwoordig erg mee, zo heb je al instapmodellen met erg veel functies voor € 105,-. Hiermee kan je al gebruik maken van de vele vergaderprogramma's en meetrooms, zoals Rec Room en VR chat. Een nog goedkoper alternatief is de Google Cardboard, dit is een bouwpakket van karton waarmee je een eigen VR-bril kan maken voor een paar tientjes. Hier schuif je dan je telefoon is en klaar is Kees.
Al me al zijn er genoeg digitale mogelijkheden om de overgang van po naar vo, de profielkeuze en de keuze van de vervolgopleiding en de stap naar de arbeidsmarkt op een innovatieve manier toch te laten plaatsvinden. Het grote voordeel is dat je je niet tot één enkele (open) dag hoeft te beperken, maar 365 dagen kunt binnenlopen, kijken, kiezen en overleggen over je volgende sta in je school- of loopbaancarriere.
Wij zien de toekomst wat betreft studie- en baankeuze met alle genoemde mogelijkheden (verlengde brugklas, techniek) zonnig tegemoet!
Mvg Nick en Jan
Link naar filmpje Brug naar de Brugklas 2020: https://empelsnieuws.nl/brug-naar-de-brugklas-2020-empel-maaspoort/
Link naar zorginstelling Brick In Sight: https://matterport.com/industries/real-estate (onderaan de website staat de online tour)
Link naar Mozilla hubs (Programma waar je in VR of gewoon via je pc in een kamer met elkaar kan afspreken): https://hubs.mozilla.com/
[1] https://www.rodenborch.nl/home/nieuws/unit-5-gaat-van-start/
[2] https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2021/04/15/later-selecteren-beter-differentieren
Ik ben dol op spelletjes, mijn hele leven lang al. Mogelijk is het een gevolg van het grote gezin waar ik uit afkomstig ben. Ik heb namelijk zes zussen en twee broers. Ik zal me in deze blog concentreren op de binnenspellen, maar we hebben ook buiten heel wat afgespeeld. Misschien iets voor een andere keer. De spellen die we speelden leverden veel plezier op, zeker voor de winnaar, iets minder voor de verliezers. Naast heel veel lachen, werd er ook regelmatig ruzie gemaakt voor, tijdens en na het spelen van de spellen.
De eerste (binnen)spellen die ik me kan herinneren zijn Memorie, Mens erger je niet en Ganzenborden. Spelletjes waarbij je één of twee dobbelstenen moet gooien, een pion moet verzetten en afwachten wat er vervolgens gebeurt of gebeuren moet. Iets later denk ik dat ik Pim-PamPet, Stratego, Monopolie, Dammen, Schaken, en Scrabble heb geleerd. Verder werd er met enige regelmaat gesjoeld, met name in de vakanties. Mijn vader en moeder deden ook mee en iedereen was behoorlijk fanatiek. De sjoelstenen vlogen soms gevaarlijk door de lucht.
Naast al deze bordspellen werd er veel gekaart. Thuis heb ik in ieder geval leren Oorlogen, Kwartetten, Jokeren, Hartenjagen, Pesten, Eenentwintigen en Kwajongen. Bij de familie Graadt, die iets verder richting het centrum woonde, heb ik leren Rikken. En op de middelbare school en de voetbalclub werd veel getoept. In Nijmegen tijdens mijn studententijd was Risken erg in de mode. Ook heb ik daar leren May Jongen en Go-en. Aziatische spellen met heel mooie stenen. May Jongen heeft iets van Jokeren met stenen die je van een muur pakt. En Go lijkt een beetje op dammen, maar dan anders.
Als je kaarten leuk vindt, dan kom je uiteindelijk uit bij het spel der kaartspellen en dat is natuurlijk Bridgen. Mijn oudste broer speelde het spel al, dus lag het erg voor de hand hier een keer bij uit te komen. Bridgen heeft het grote voordeel dat je met slechte kaarten nog steeds een top resultaat kunt neerzetten. Dat maakt het spel heel interessant, als je tenminste bij een club speelt.
Als je kinderen krijgt, dan komt de grote herkansing. De kinderen groeien op en je zoekt naar bijbehorende spelletjes en speelgoed qua leeftijd, uitdaging en interesse. Als volwassene mag je weer met Lego spelen en bouwen. En alle spelletjes die je kent komen weer eens voorbij, plus meer. Zo vind ik Knex en Kolonisten van Catan een mooie aanvulling op het reeds bekende repertoir en erg leuk om (mee) te spelen.
Een nadeel van opgroeiende kinderen is dat ze uiteindelijk je overal in verslaan met elk spel. En dat ze het ouderlijk huis verlaten, waardoor je bepaalde spelletjes niet meer kunt spelen, omdat je er meer dan twee personen voor nodig hebt.
Over al de bovengenoemde spellen wil ik het echter niet hebben. Een paar weken geleden waren mijn vrouw en ik voor een lang weekend op Texel. Ook de oudste zoon met zijn vriendin waren aanwezig. Ieder in een eigen huisje, in verband met corona. Ook zij houden heel erg van spelletjes. Ze hadden een spel meegenomen dat ik niet kende, te weten De Crew. De Crew is een spel waarbij je samen moet spelen. Alle deelnemers gaan op een soort ruimtemissie en vormen samen de crew. Iedere speler krijgt tien kaarten. Het spel start met eenvoudige opdrachten die je samen moet proberen te realiseren. Je speelt dus niet tegen elkaar, maar met elkaar. En iedere keer als de opdracht is gelukt, krijg je een moeilijkere opdracht. Als de training is afgelopen, mag je natuurlijk op een echte ruimtemissie. Samen probeer je die te volbrengen. Het leuke aan het spel is dat je dus niet tegen elkaar speelt, maar met elkaar. Het is dus niet een kwestie van een iemand die wint en vrolijk is en de rest is verdrietig of heeft gefaald. Nee, je wint allemaal of probeert het nog een keer.
Bij het zoeken van het spel De Crew, om zelf aan te schaffen, kwamen ik bij bol.com de term coöperatieve (bord)spellen tegen. Er zijn tientallen van dit soort spellen. Een collega van mij adviseerde het bordspel Andor. Kijk voor meer informatie zelf even bij bol.com of ga naar je plaatselijke spelletjeswinkel.
Alleen ga je sneller, samen kom je verder.
De term coöperatieve spellen doet me direct denken aan coöperatief leren van Kagan of van Veenman. Ook hier gaat het niet om winnen en verliezen, maar om elkaar te helpen bij het leren. Zo zegt Kagan dat als een leraar een vraag stelt en de helft van de klas steekt een vinger op, de andere helft al is afgehaakt of heeft verloren. Van de andere helft die wel een vinger opsteekt, krijgt één leerling de beurt om het antwoord te geven. De overige leerlingen zijn teleurgesteld en hebben ook verloren. De ene leerling die het antwoord mag geven kan winnen bij het juiste antwoord, maar ook verliezen bij een fout antwoord.
Kagan is een voorstander van coöperatief leren. Hij wil geen vingers maar denktijd na een vraag. Laat alle leerlingen nadenken over een mogelijk antwoord. Na de denktijd krijgt niet één leerling een beurt, maar vertellen de leerlingen elkaar wat ze denken dat het antwoord is of kan zijn. De leerlingen zitten bij coöperatief onderwijs in viertallen, maar een busopstelling met tweetallen is een goed begin. Ook kan er gebruik worden gemaakt van een wisbordje waarop een team haar antwoord schrijft.
Verder moest ik direct denken aan Feuerstein (1921-2014), een cognitieve psycholoog, bekend om zijn intelligentietheorie die stelt dat intelligentie aanpasbaar is en geen vaststaand gegeven. Hij heeft in Israël veel invloed gehad op het daar gehanteerde onderwijssysteem, waarbij de nadruk ligt op het collectief, het sociale aspect van leren, samenwerken, leren leren en leren leven. Iets waar we in ons individuele Nederland nog iets van kunnen gebruiken.
Tijd om af te ronden. Een bekend Afrikaans spreekwoord, vaak door Nelson Mandela geciteerd, luidt: “If you want to go fast, go alone. If you want to go far, go together”. Dit spreekwoord past ook goed bij het coöperatief leren: “Alleen ga je sneller, maar samen kom je verder”.
mvg Jan
Link naar De Crew: https://www.bol.com/nl/p/de-crew-kaartspel/9300000001938572/
Boek Kagan: Kagan en Kagan, 2013. Coöperatieve leerstrategieën. Bazalt Educatieve Uitgaven.
Sinds de start van de coronacrisis en het sluiten van de scholen verschijnen er steeds meer artikelen over de toenemende leerachterstanden van de leerlingen en studenten en nemen de zorgen van ouders en leraren toe. Kwetsbare kinderen liggen nog meer achter, met name op het gebied van technisch lezen, spelling, rekenen en begrijpend lezen.
Het Nederlandse onderwijssysteem, en dan met name de landelijke toetsen die worden gebruikt, zorgen ervoor dat er altijd 40 of 50% van de kinderen onder het gemiddelde zullen scoren en 40 of 50% van de kinderen boven het gemiddelde. De bekendste toetsen die worden gebruikt zijn die van het Cito. De meest gebruikte toetsen in het basis- en voorgezet onderwijs zijn die voor technisch lezen, spelling, rekenen en begrijpend lezen. Dit zijn tevens de makkelijkst te meten vaardigheden.
Hier komen we direct bij één van de aandachtspunten van al deze toetsen. Ze meten met name de basisvaardigheden, te weten taal, lezen en rekenen. Ik zal niet beweren dat dit geen belangrijke vaardigheden zijn, dat zijn ze zeer zeker wel. En ze heten niet voor niets basisvaardigheden. Zonder deze basisvaardigheden wordt het ook heel moeilijk andere vaardigheden te leren.
Toch zijn ook die andere vaardigheden heel erg belangrijk. Zeker als je kijkt naar de rellende jongens in de leeftijd van 14 tot 23 jaar. Wat dacht je van het maken van morele en of ethische afwegingen? Of van metacognitieve vaardigheden of denktechnieken. Of de zo verguisde 21e vaardigheden. Juist deze moeilijk te meten vaardigheden komen niet of nauwelijks aan bod bij onze toetsenbouwers, maar spelen wel een belangrijke rol in het leven van iedereen.
In het onderwijs worden veel zogenaamde summatieve methodetoetsen gebruikt. Dit zijn toetsen die wij allemaal kennen en worden met name aan het einde van een hoofdstuk of proces ingezet om een cijfer te kunnen bepalen. De leerling krijgt een onvoldoende (lager dan een 5,5) of de leerling krijgt een voldoende (dit is een 5,5 of hoger).
Naast deze summatieve toetsen worden soms formatieve en/of diagnostische (methode-) toetsen gebruikt. Deze toetsen worden meestal gedurende het proces ingezet om zowel de leraar als de leerling inzicht te geven in welke mate hij de leerstof of leerdoelen al beheerst en waar nog aandacht nodig is. Een cijfer of beoordeling past niet bij deze vorm van toetsen.
De landelijk genormeerde Cito toetsen zijn een soort grote summatieve methodetoetsen. De meeste van deze toetsen worden in groep 1 (of groep 3) tot en met 8 van het basisonderwijs twee keer per jaar afgenomen. Eenmaal in januari en eenmaal in juni. Alle resultaten komen terecht in het (Cito) Leerlingvolgsysteem van de school.
De scores van de leerlingen worden verdeeld in vijf niveaus. Elk niveau bevat 20% van de leerlingen, waarbij niveau 1 de hoogste 20% scores zijn en niveau 5 de laagste 20% scores. De niveau 3 scores zitten dus 10% boven het gemiddelde en 10% onder het landelijk gemiddelde.
Door de prestaties van de leerlingen op deze manier te meten, kun je werken met cijfers en gemiddelden en kun je praten over voorsprongen en achterstanden ten opzichte van het gemiddelde. In feite heeft elke leerling in Nederland een voorsprong of een achterstand. Bijna niemand zit precies op het landelijk gemiddelde. Als je daarbij weet dat ongeveer de helft van de Nederlandse kinderen naar het vmbo gaat en de andere helft naar havo/vwo, dan zie je opdeling al aankomen.
We horen de laatste tijd veel mensen zeggen: "Kinderen kunnen geen voorsprong op achterstand hebben. Zij ontwikkelen zich op hun eigen tempo en hun eigen manier, dus iedereen zit keurig op zijn of haar eigen niveau". De ontwikkeling of groei is zoals die is, met of zonder corona. Verder zijn zoals gezegd alleen bepaalde vaardigheden makkelijk te meten zoals technisch lezen, spelling en rekenen. Andere belangrijke vaardigheden daarentegen zijn een stuk moeilijker te meten, zoals samenwerken, empathisch vermogen, moreel besef. Vaardigheden en competenties die een heel ander licht op de kindertoeslagenaffaire hadden kunnen werpen als de betreffende bewindslieden hierover hadden beschikt en/of ingezet.
Wat ik wil zeggen is dat een kind zoveel meer is dan alleen een cijfer. Dat onderwijs zoveel meer is dan alleen taal, lezen en rekenen. En dat een leerkracht zoveel meer is dan alleen iemand die kennis tracht over te dragen.
Stop met praten over achterstanden en problemen. Ga aan de slag met oplossingen. Ik heb eerder al een keer geschreven over de toename van de zomerscholen, maar ook oplossingen zoals beschreven in een artikel in het nrc van 22 januari van Patricia Veldhuis met als kop: Iedereen blijft zitten, zes oplossingen voor leerachterstanden[1] zijn zeer de moeite waard om te lezen. Ik loop ze kort even langs.
1 Kom nu in actie
Nederland is erg goed in praten en polderen, maar door de vele overlegorganen zal er zelden snel iets veranderen. Zelfs bij de huidige coronacrisis en het opzetten van een vaccinatieaanpak gaat alles super stroperig. Dus snelle oplossingen zullen er ook niet zijn op het gebied van onderwijs en scholing. Een chronisch tekort aan leraren is daar een van de onderliggende problemen. Toch is iets doen beter dan helemaal niets doen.
2 Verbeter het afstandsonderwijs
Het huidige afstandsonderwijs is niet erg effectief. Dit zal binnenkort blijken uit de vele onderzoeken die er momenteel plaatsvinden. En met name kinderen uit kwetsbare gezinnen zijn hiervan de dupe. De huidige software zoals Zoom en MS Teams zijn gemaakt om te vergaderen en niet om pedagogische en didactische vaardigheden verder te ontwikkelen. Hier is nog veel te verbeteren. Zie onder andere onze top 10 van online tools[2] voor betere, meer creatieve en afwisselende manieren van online samenwerken.
3 Geef gericht bijles / zomerscholen
Geef gratis bijles voor de ouders en leerlingen die dit niet kunnen betalen. De ouders met een stevige beurs maken al geruime tijd gebruik van bijles voor hun kinderen. Ook extra (zomer)scholen in elke vakantie kunnen een bijdrage leveren. De inhoud kan betrekking hebben op de basisvaardigheden, maar kan ook zoals de Bossche Talent School[3] betrekking hebben op bijvoorbeeld denktechnieken of raketten bouwen.
4 Verleng het schooljaar
Het is mogelijk het schooljaar te verlengen. Dit kan op verschillende manieren bijvoorbeeld door alle vakanties te schrappen en gewoon les te geven. Of door een extra tussenjaar in te voeren voor de leerlingen die dat wensen of nodig hebben.
5 Ga later selecteren
Zeker nu de coronacrisis langer is gaan duren dan verwacht, is het aan te bevelen een twee- of drie-jarige brugklas te realiseren, om zo de definitieve niveaukeuze één of twee jaar uit te stellen.
6 Hoera voor Sesamstraat / schooltv / wiskundeacademie
Het is aan te bevelen meer en vaker educatieve programma’s uit te zenden en/of in het onderwijs te gebruiken. Of het nu Sesamstraat is of Klokhuis, ze hebben hele generaties geïnspireerd. Wie kent er nu niet Pino of graaf Tell? En als je ze echt niet kent, ga dan snel kijken, zeker als je kleine kinderen hebt. Veel kijk- en luisterplezier.
Tot slot zou ik willen adviseren om alle toetsen, examens en schoolonderzoeken wel gewoon af te nemen, maar niet alleen summatief te gebruiken, maar ook formatief. Haal je een voldoende, dan telt het cijfer gewoon mee. Haal je een onvoldoende, dan is de toets formatief te gebruiken. Welke leerstof en doelen worden beheerst en welke nog niet? Waar zitten de hiaten en wat kunnen we daaraan doen? En we is dan de leerling, de leraar en de ouders of verzorgers. En iedereen die een steentje kan en en wil bijdragen.
Mvg Jan
link naar animatie over formatief evalueren: https://player.vimeo.com/video/343171720
gratis download van slo over formatief evalueren: Special Formatief evalueren: werken aan groei - SLO
[1] Iedereen blijft zitten - zes oplossingen voor leerachterstanden - NRC
[2] Top 10 online samenwerkingstools - Ondernemend Onderwijs 's-Hertogenbosch (ondernemend-onderwijs.nl)
[3] Bossche Talent School - Ondernemend Onderwijs 's-Hertogenbosch (ondernemend-onderwijs.nl)
[4] formatieve_cultuur_groot.jpg (2507×1707) (ict-edu.nl)
afbeelding lege klas van Pexels
Dit is mijn eerste blog van 2021. De verleiding is groot om te schrijven over het coronavaccin van Pfizer of Moderna en daarmee het naderend einde van de lockdown. Ik hoop als docent dat we in de tweede helft van dit nieuwe jaar, dus na de zomervakantie, weer normaal les kunnen geven zonder mondkapjes en anderhalve meter afstand.
Nee, ik ga niet schrijven over corona, maar over sekseverschillen in ons onderwijs. Door collega Femke Gijsbers werd ik eind vorig jaar geattendeerd op een rapport van de Onderwijsraad met de titel: Verkenning van sekseverschillen in het onderwijs. Een onderwerp waar ik als student, ongeveer veertig jaar geleden, voor het eerst mee in aanraking kwam op de universiteit van Nijmegen.
Ik heb toen, ergens rond 1983, een onderzoekje gedaan naar verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs en waar die mogelijk vandaan kwamen. Wat is blijven hangen uit de onderzoeksliteratuur die ik gelezen heb, waarschijnlijk afkomstig van socioloog en onderzoeker Paul Jungbluth, is dat meisjes op de mms (middelbare meisjesschool) prima uit de voeten konden met wiskunde, maar zodra de scholen gemengd werden - en jongens dus hun intrede deden- meisjes steeds minder voor het vak wiskunde kozen.
Ook een slogan uit die tijd is me bijgebleven: ‘When god created man, she was only joking’ (mogelijk van Joke Dallinga, 1980).
Nu, veertig jaar later, blijkt er nog steeds niet zoveel te zijn veranderd. De tweede kamer heeft de Onderwijsraad gevraagd te adviseren over de verschillen tussen jongens en meiden in het onderwijs.
In het rapport[2] worden drie verschillen tussen jongens en meiden geconstateerd in de school- en beroepsloopbanen, te weten:
Wat is de verklaring voor deze verschillen?
Deze verkenning van de Onderwijsraad laat zien dat verschillen tussen jongens en meiden niet zozeer komen door verschil in vaardigheden en hersenen. Ook blijkt dat jongens niet slechter presteren door een oververtegenwoordiging van vrouwen in het basisonderwijs.
Verschillen in de school- en beroepsloopbanen ontstaan thuis, onder leeftijdsgenoten, op school en in de samenleving. Ze hangen vooral samen met bewuste of onbewuste denkbeelden over geslacht. Leraren, leerlingen en studenten nemen deze denkbeelden mee het onderwijs in. Het gaat om denkbeelden over waar jongens en meiden goed in zijn en over beroepen die bij hen passen. Dat kan ertoe leiden dat jongens en meiden ongelijke kansen krijgen en beperkt worden in hun keuzevrijheid.
En wat kunnen we er doen?
In het rapport zijn voldoende passende adviezen opgenomen. Het begint uiteraard met het vergroten van het bewustzijn van culturele normen rondom geslacht in het onderwijs. Want als leraren geslachtsstereotype verwachtingen hebben, zullen die ook uitkomen. Voorkom verder geslachtsstereotypen in loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Zet in op een brede, geslacht neutrale oriëntatie en stimuleer jongens en meiden om minder stereotiepe keuzes te maken. Voorkom (geslachts)stereotypen in lesmateriaal. Zorg dat er voldoende vrouwelijke (of mannelijke) voorbeelden in het lesmateriaal worden opgenomen, onder andere in de vorm van foto’s, voorbeelden en verhalen. Kijk naar de individuele leerling en niet naar geslacht. En zorg tot slot voor aanvullende instrumenten om de verschillen op de arbeidsmarkt te verkleinen, zoals een sluitende dagopvang en gelijke salarissen voor gelijke banen.
Nederland is een te klein land om talent verloren te laten gaan door ongelijke kansen voor jongens en meisjes!
Mvrg Jan
Afbeelding: Praatplaat sekseverschillen in het onderwijs[1]
Bij Ondernemend Onderwijs ‘sH is dit thema actueel. We bepleiten voor meer techniek in het (basis)onderwijs! Houd onze website en nieuwsbrieven in de gaten. Link naar techniek basisonderwijs
Link naar het betreffende persbericht van de onderwijsraad: https://www.onderwijsraad.nl/actueel/nieuws/2020/10/7/denkbeelden-jongens-en-meiden-leiden-tot-verschillen-in-school--en-beroepsloopbanen
Titel boek:
Paul Jungbluth (1978) Van traditionele meisjespedagogiek tot roldoorbrekend onderwijs. ITS, Nijmegen.
[1] Een verkenning van sekseverschillen in het onderwijs | Advies | Onderwijsraad
[2] Link naar samenvatting: https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/publicaties/2020/10/07/een-verkenning-van-sekseverschillen-in-het-onderwijs-in-het-kort
Link naar volledige rapport en meer: https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2020/10/07/verkenning-sekseverschillen-onderwijs
Op het einde van het kalenderjaar en met de donkere dagen voor Kerst voor de boeg is het normaal gesproken tijd om terug- en vooruit te blikken. Terugblikken wil ik dit jaar even niet doen, want dan komt er heel veel coronaleed aan bod en dat kan ik wel even missen. Ook vooruitblikken ga ik niet echt doen, behalve dat ik hoop dat we over een half jaar bijna allemaal zijn gevaccineerd, dat wil zeggen: zij die dat graag willen.
Ik wil het jaar 2020 afsluiten met positief nieuws, met een positief verhaal. Ik wil het in deze laatste blog van het jaar hebben over de belangrijke rol van de leerkracht. Ik zal zo uitleggen waarom.
De aanleiding van deze blog komt van collega kernteamlid Stef van den Broek. Een paar weken geleden kreeg ik van hem een linkje toegezonden. De link heeft betrekking op een artikel in de Volkskrant met als kop: Goed onderwijs zet juist niet het kind centraal, maar de leraar* en gaat over het succesverhaal van Eva Naaijkens en Martin Bootsma. Beiden zijn werkzaam op de Alan Turingschool in Amsterdam. Een school die tot stand is gekomen vanuit een prijsvraag in 2016 van de gemeente Amsterdam naar de tien beste en innovatieve ideeën voor een nieuwe school. Deze zijn ten uitvoer gebracht en de Alan Turingschool is er daar een van.
In het artikel vertellen Naaijkens en Bootsma over de succesfactoren van hun school. Een eerste en mogelijk de belangrijkste daarvan is het hebben van een echte gedeelde visie op goed onderwijs.
Ik wil het echter hebben over een andere belangrijke succesfactor, namelijk: de leerkracht weer laten doen waar hij of zij goed in is en dat is: lesgeven. En voor goed lesgeven heb je tijd nodig om de lessen samen voor te bereiden, te geven en te evalueren om ze nog beter te maken.
Maar waar haal je de tijd vandaan om dit goed te doen?
Door de hele school zo in te richten dat leraren optimaal hun werk kunnen doen! Dit kan onder andere door zo min mogelijk te vergaderen, waardoor de leerkrachten meer tijd en energie kunnen stoppen in het lesgeven zelf. Dit is een heel goede en gezonde keuze, want wat blijkt: op de Alan Turingschool is het ziekteverzuim drastisch teruggelopen en de leerprestaties van de leerlingen gaan met sprongen vooruit. Een echte win-win situatie voor leerkracht en leerling.
Maar je kunt toch niet alleen maar lesgeven? Je zult toch ook een keer moeten vergaderen en overleggen. Klopt, maar door te werken met zogenaamde kwaliteitskaarten hebben ze dat overleg tot een minimum weten te beperken. Alle belangrijke regels, afspraken en protocollen staan op de zeventig kwaliteitskaarten. Het is een vorm van standaardisatie.
Het lijkt wel op een lean-traject dat we kennen vanuit het bedrijfsleven. De werkdruk neemt af en het werkplezier neemt toe.
Uit verschillende onderzoeken van onder andere John Hattie en Robert Marzano*** blijkt dat de leerkracht de belangrijkste persoon is in het onderwijs als het gaat om de leerprestaties van de leerlingen, maar dan moet je hem/haar wel de tijd geven om dit waar te maken.
Met deze kerstboodschap wil ik alle leerkrachten hun toverkracht weer teruggeven en een heel fijne en welverdiende kerstvakantie wensen.
Mvg Jan
* Link naar artikel in Volkskrant
** Titels van de twee boeken:
- En wat als we nu weer eens gewoon gingen lesgeven. Een kwaliteitsaanpak voor scholen. Naaijkens en Bootsma (2019). Uitgeverij Pica.
- En wat als we nu weer eens gewoon gingen lesgeven in het voortgezet onderwijs. Bootsma en Naaijkens (2020). Uitgeverij Pica.
*** Literatuur over onderzoeken:
- Wat Werkt in de klas. Didactische aanpak. Marzano en Pickering (2015). Bazalt Educatieve Uitgaven.
- Leren zichtbaar maken. Hattie (2014). Bazalt Educatieve Uitgaven.
Bij aanvang van het schrijven van deze blog was de uitslag van de Amerikaanse verkiezingen nog niet definitief. Het tellen was nog in volle gang en kon nog wel enkele dagen duren. Biden stond er in de verschillende peilingen beter voor, had ongeveer 264 kiesmensen (of volgens NBC News 253) op zijn conto staan. Zie onderstaande afbeelding.
Bron: nbc news
Inmiddels is duidelijk dat Biden de nieuwe president van de VS is. Hij heeft 306 kiesmensen gehaald en Trump 232. Alleen het kan nog wel even duren voordat Trump zijn nederlaag zal toegeven. Trump probeert nog steeds met een heel leger aan advocaten alles aan te vechten wat maar aan te vechten valt. Ik zie een beeld voor me dat ergens in januari 2021 Trump onder begeleiding en tegen zijn zin het Witte Huis in Washington moet verlaten, nog steeds schreeuwend dat hij de verkiezingen heeft gewonnen en dus de rechtmatige president van de VS is.
Waarom een blog over Trump? Het gaat mij niet om Trump of Biden. Het gaat me over de ontwikkelingen in Amerika die meestal ook navolging krijgen in Europa. Persoonlijk ben ik voor Biden, omdat Trump in mijn ogen een heel gevaarlijke jongen is. Trump is alleen geïnteresseerd in Trump zelf. Hij is een zakenman, een ondernemer.
Dan zou je eigenlijk denken, dat moet Ondernemend Onderwijs met al zijn of haar zzp-ers toch aanspreken. Ondernemend zijn is prima, daar is niets mis mee, daar is lef en moed voor nodig. Daar is doorzettingsvermogen voor nodig en daar moet je creatieve en communicatieve vaardigheden voor bezitten.
Ook Trump beschikt over de zojuist genoemde vaardigheden, in ruimte mate zelfs, maar hij mist een ethisch kompas. Zijn waarden en normen liggen zo ver voorbij wat ik aanvaardbaar vind, dat het een gevaarlijke man is. Trump is in mijn ogen de verpersoonlijking van ‘het doel heiligt de middelen’*. Alles is toegestaan om je doel te bereiken.
Ik weet alleen niet of Machiavelli* begin 1500 rekening heeft gehouden met mensen zoals Trump. Trump is iemand die de democratie van de VS wil opofferen om zijn gelijk te krijgen en om nog vier jaar president te blijven, en misschien wel langer.
Toch hebben meer dan 70 miljoen Amerikanen op Trump gestemd. Dit is ongeveer de helft van de Amerikanen die hun stem hebben uitgebracht. Wat zegt dit over Amerika en de Amerikanen? Er moet dus zeer serieus rekening gehouden worden met deze groep.
Welke onderwerpen heeft Trump in de verkiezingen gebruikt? Het gaat om America First, veiligheid, grenzen dicht voor de Latino’s (muur op grens met Mexico), lagere belastingen (voor met name de rijken), Corona is een griepje, tegen abortus, geen milieumaatregelen, geen of minder internationale verdragen, terughalen van productie uit het buitenland, Chinese macht beperken, geen verdergaande gezondheidszorg (Obama care), geen wapenbeperkingen, enzovoort. De 70 miljoen stemmers op Trump zijn hoofdzakelijk wit (58%) en leven op het platte land. De stemmers op Biden zijn hoofdzakelijk zwart (87%) en leven in de stad.
Bron: nbc news
Ook in Nederland zie ik een toename van de onvrede en verdeeldheid in het land. Ook wij hebben politieke partijen die het moeten hebben van populisme. Ook wij hebben politieke leiders die verdeeldheid en twijfel proberen te zaaien. Ook wij hebben steeds meer mensen die de reguliere nieuwskanalen niet meer vertrouwen en niet meer volgen. Ook wij hebben mensen die de wetenschap niet meer vinden dan een mening. Ook wij in Nederland hebben groepen met complotdenkers. Dus als we niet oppassen dan is America wel First, maar dan zijn The Netherlands straks echt Second.
Even terug naar Amerika. Joe Biden staat een zware taak staak te wachten om Amerika weer te verenigen. Als het één iemand kan lukken, dan is het Joe Biden wel. Hij heeft acht jaar als vicepresident kunnen kijken hoe Barack Obama te werk is gegaan. Hij heeft vijftig jaar ervaring in de politiek, waarvan een groot deel in Washington. En hij heeft de naam van het land mee, te weten: de Verenigde Staten van Amerika.
Ik wens hem heel veel succes, want niet alleen Amerika kan dat gebruiken, maar ook wij hier in een verenigd Europa.
Mvg Jan
*Dit bekende gezegde wordt toegeschreven aan de Italiaanse politicus en filosoof Niccolò Machiavelli. Hoewel dit gezegde nergens in zijn geschriften wordt vermeld, vormt zijn werk het voorbeeld van de cynisch-realistische benadering van politieke macht (machiavellisme).
Koffie, files en andere opmerkelijke veranderingen
Lees meer
Het is mij gelukt de eerste blog na de zomervakantie niet te schrijven over corona, maar daar is nu dan ook alles mee gezegd. Deze nieuwe blog gaat er helaas wel over, weliswaar indirect, maar toch.
Tijdens onze inventarisatie over onderwerpen die de moeite waard zijn voor in de Nieuwsbrief van oktober heb ik het onderwerp van deze blog expliciet genoemd. En toeval of niet, laat nu net in de zaterdageditie van de Volkskrant een treffende cartoon van Sigmund staan. Deze afbeelding geeft precies weer wat ik bedoel. In de cartoon ligt een kind lekker op de grond tussen zijn speelgoed. Sigmund zit er op een krukje bij. Het kind zegt zelfvoldaan en met een smile: ‘Alles wat vanaf nu mislukt in mijn leven wijt ik lekker aan mijn coronajeugd’. Sigmund kijkt beteuterd.
En in De Limburger verschijnt een paar dagen later een artikel met de kop: Wetenschap mist de koffieautomaat*. En ik citeer: “Voor wetenschap is corona een goudmijn. Maar er zijn ook veel onderzoeken die door het virus vertraging oplopen, omdat …….”
Op de goudmijn kom ik zo nog terug, maar ik begin met een voorbeeld van vertraging. De vriendin van mijn oudste zoon studeert bouwkunde en zou in juni 2020 afstuderen aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het enige dat ze nog moest doen waren geluidsmetingen in een of ander akoestisch perfecte ruimte. Helaas, door de komst van corona kon dit laatste niet door gaan. Ze zoekt nu naar een oplossing.
(* Heb je tijd om mee te werken aan dit onderzoek? Neem s.v.p. contact met haar op via www.geluidtest.nl ).
In mijn blog ‘Corona cultuurshock; crisis of transformatie’, naar aanleiding van een artikel van antropologe Jitske Kramer, schrijf ik: ‘ dat iedereen door deze coronacrisis is veranderd of zal worden veranderd. En of je het nu wil of niet, ook jij bent veranderd! Zelfs als straks alles weer bij het oude is of lijkt, dan nog ben ook jij veranderd. En ik natuurlijk ook.’
Ik merk bij mezelf nu bijvoorbeeld dat ik erg voorzichtig ben in klaslokalen met meer dan tien volwassenen of met vijfentwintig leerlingen. Dat ik in winkels een gangpad kies waar niemand in loopt of staat. Dat ik niet, of minder, ga winkelen, geen of weinig familie bezoek, niet uit eten ga en noem maar op.
Waar ik het in deze blog ook over wil hebben is toekomstig (sociaal) wetenschappelijk onderzoek. De komende vijftig tot honderd jaar zal in ieder onderzoek een nieuwe variabele worden opgenomen, namelijk het coronatijdperk maart 2020 tot, laten we hopen, augustus 2021. En mijn voorspelling is dat deze periode een zeer negatief effect heeft op bijvoorbeeld het leerrendement in het basis- en het voortgezet onderwijs en waarschijnlijk in het gehele onderwijs tot en met de universiteit.
Waarom zo negatief Jan? Ik merk nu zelf voor het eerst aan den lijve hoe moeilijk het is gepassioneerd afstandsonderwijs te geven. Grote delen van de tijd praat je via MS Teams tegen een scherm met twintig rondjes met initialen. Of kijk je naar je eigen Powerpoint dia’s. Uiteraard zoek je als docent variatie mogelijkheden en pas je die ook zo goed mogelijk toe. (**Tip: zie mooi overzicht van educatieve ict-tools voor e-learning op de website van Irene van der Spoel).
Om de haverklap is er wel een technisch probleem dat niet, of lastig, is op te lossen. Reacties van de studenten zijn schaars. Uiteraard hoop ik dat mijn hypothese niet klopt en dat de resultaten van de studenten alle stoute verwachtingen gaan overtreffen.
Aan de andere kant heb je natuurlijk ook de vraag of er ook positieve effecten zijn waar te nemen als gevolg van de coronacrisis. Onderzoeken tonen dat nu ook al aan. Zo is de luchtverontreiniging in de steden gedaald. Ook het aantal files is drastisch verminderd en zo zijn er nog tal van andere onderwerpen te bedenken.
Naast de onderzoeken die direct gericht zijn op de effecten van corona op ons leven, zullen er nog honderden volgen waar gewoon een van de deelvragen gericht is op de coronaperiode. Gewoon omdat het kan. Bedenk maar een onderwerp en de kans is groot dat corona er op de een of andere manier invloed op heeft. Het aantal geboortes zal wel dalen, zoals in elke crisis het geval is. De verkopen van nieuwe auto’s dalen, want het zijn onzekere tijden en we rijden minder.
Interessant wordt het pas als we niet weten wat het effect is van de coronacrisis. Wisselen er meer mensen van baan? Gaan we meer en langer studeren, of juist niet? Neemt het aantal scheidingen toe of af? Neem het aantal immigraties toe of af? Hebben we meer contact met onze buren? Neemt het aantal zangvogels toe? Ontstaan er nieuwe hobby’s? Krijgen mensen vaker een burn-out? Neemt de criminaliteit af of juist niet? Blijven mensen minder vliegen? En ga zo maar door.
Ja, wie het weet mag het zeggen. En anders zoeken we het op of gaan we het in de toekomst onderzoeken!
Mvg Jan
* Link om je aan te melden voor geluidonderzoek www.geluidtest.nl
Ik zoek deelnemers voor mijn afstudeeronderzoek met Nederlands als moedertaal. Als deelnemer doe je een spraakverstaanbaarheid test met een duur van ongeveer 1 uur. De test kan vanuit thuis op een moment dat voor jou uitkomt worden uitgevoerd. Enkel een laptop/computer en een headset/ koptelefoon /oordopjes zijn nodig. Indien je vragen hebt of wilt deelnemen stuur mij gerust een bericht of contacteer mij via www.geluidtest.nl
** Link naar website van Irene van der Spoel
https://www.todaysteachingtools.com/determinatietabel-iii-e-learning.html
De zomervakantie zit er weer op en er is veel om over te vertellen of schrijven. Ik zou over mijn vakantie kunnen schrijven. Of over allerlei ontwikkelingen gedurende de laatste twee maanden. De protesten van de boeren. De Black Lives Matter ontwikkelingen. Over wolven. Of over het C-woord. Vooral dat laatste wil ik nog even uitstellen, want het ziet er naar uit dat we nog lang niet van het C-woord af zijn.
Ook wil ik dit schooljaar graag positief starten met goed nieuws.
Een van de mooie ontwikkelingen is de toename van het aantal zomerscholen. Dit worden er elk jaar meer. Gedurende de zomervakantie kunnen kinderen, met name in het basisonderwijs, maar ook steeds meer leerlingen in het voortgezet onderwijs, extra onderwijs volgen.
De Bossche Talent School is een van deze zomerscholen voor het voortgezet onderwijs. Eind juli j.l. hebben ruim 40 leerlingen een week lang en gratis vrijwillig onderwijs kunnen volgen. De (gast)docenten zijn veelal leraren uit het voorgezet of hoger onderwijs uit de regio Den Bosch. Zij bieden zeer gevarieerde lessen aan die de leerlingen kunnen volgen. Een van de lessen heeft bijvoorbeeld betrekking op het kritisch leren denken. (Student)medewerkers van Ondernemend Onderwijs hebben samen met docenten van de Bossche Vakschool zeven denktechnieken van De Bono klaargemaakt om gepresenteerd en gebruikt te worden. Hierover kun je meer lezen op de website van Ondernemend Onderwijs, maar daar wil ik het nu ook niet verder over hebben.
Tijdens mijn vakanties lees ik meestal geen romans, maar het liefst historische boeken of vakliteratuur. Van mijn jongste zoon heb ik een boek over de dertig jarige oorlog van Peter Wilson gekregen. Volgens hem een boek dat ik zeker moet lezen, omdat het een heel goed beeld geeft van de situatie in Europa aan het begin van de zeventiende eeuw en de enorme impact op de eeuwen die volgen. Voor de leken: de dertig jarige oorlog (1618-1648) is het einde van de meer bekende tachtig jarige oorlog (1568-1648) tegen de Spanjaarden. Ik ben eraan begonnen, maar bijna duizend bladzijden in pittig Engels voelde niet aan als ontspanning. Ik heb het voorlopig even aan de kant gelegd.
Daarna ben ik begonnen aan een boek met de titel: Feitenkennis. Een heerlijk boek, een boek dat verplicht zou moeten worden op alle mbo’s, hbo’s en universiteiten. Een boek dat ook fantastisch dienst kan doen als achtergrondliteratuur voor alle leraren en trainers die met de denktechnieken van De Bono aan de slag gaan.
De ondertitel geeft precies aan waarom het een zo belangrijk boek is. Zonder al te veel te verklappen kan ik zonder meer vermelden dat de openingsquiz echt geweldig is. Wel je antwoorden echt noteren, want anders is het niet leuk!
De lezer krijgt dertien multiplechoicevragen met drie keuzemogelijkheden voorgelegd. De vragen gaan over ontwikkelingen op mondiaal niveau. Het zijn vragen waar we allemaal wel van gehoord en over gelezen hebben.
Vier van deze vragen staan al te lezen op de achterzijde van de omslag, te weten: Wat is nu de gemiddelde levensverwachting in de wereld? Hoeveel meisjes in de wereld maken de basisschool af? Welk percentage van de wereldbevolking leeft in armoede? Hoeveel kinderen in de wereld zijn nu ingeënt tegen een ziekte? Als je antwoorden niet actief weet is geen probleem, je krijgt immers drie alternatieven aangereikt waar je uit mag kiezen.
Vervolgens laat de auteur zien hoe het komt dat we zo slecht scoren op deze vragen en wat daarvan de gevolgen zijn. En nog belangrijker, hij laat ons zien wat we eraan kunnen doen om anders en beter te denken en te handelen. Met name dat anders denken en handelen maakt het boek zo goed bruikbaar voor iedereen die veel met getallen en grafieken te maken heeft of krijgt.
Maar het boek is ook een echte aanrader als je helemaal niets hebt met getallen. Volgens Bill Gates is het een onmisbare handleiding voor helder denken over de wereld. En zeg nu zelf, wie wil dat nu niet? Eenmaal begonnen met lezen kun je bijna niet meer stoppen.
O ja, bijna vergeten, je neemt het op tegen een chimpansee! Hè?
Hoe dat zit verklap ik niet, dan moet je het boek maar lezen!
Mvg Jan
Boektitel: Feitenkennis. 10 redenen waarom we een verkeerd beeld van de wereld hebben en waarom het beter gaat dan je denkt. Door Hans Rosling, Ola Rosling en Anna Rosling Rönnlund, 2018.
In de zomervakantie is Dolf van den Berg overleden op tachtig jarige leeftijd.
Hij was in de jaren negentig een van de hoogleraren bij de vakgroep Onderwijskunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) de huidige Radboud Universiteit. In de jaren negentig werkte hij deels voor het Katholiek Pedagogisch Centrum (KPC) in Den Bosch en deels bij de Interdisciplinaire Studie Onderwijskunde (ISO) van de universiteit in Nijmegen. Hij werd daar collega van onder andere Caesarius Mommers, Cor Aarnoutse en Simon Veenman.
Ik noem deze drie hoogleraren, omdat ze de grootste invloed op mij en mijn ontwikkeling hebben gehad.
Caesarius Mommers was de belangrijkste kracht achter de aanvankelijke technische leesmethode Veilig Leren Lezen (VLL). De kans is groot dat jij, je moeder en je kinderen met deze methode hebben leren lezen in groep 3 of dat in de toekomst alsnog gaan doen. Frater Caesarius Mommers is in 2007 overleden.
Cor Aartnoutse heeft zich met name gericht op het begrijpend lezen. De methode ‘Wie dit leest’ zal ergens in de jaren negentig tot stand zijn gekomen. Tijdens en na mijn studie heb ik nog onderzoek gedaan naar verschillende deelvaardigheden op het gebied van begrijpend lezen, die later zijn verenigd in de methode Wie dit leest.
Simon Veenman heeft zich in mijn studietijd in de jaren tachtig vooral beziggehouden met het Directe Instructie Model (DIM) en de effecten van combinatieklassen op de leerresultaten van de leerlingen. Later heeft hij zijn aandacht verlegd onder andere richting coöperatief leren.
Tijdens mijn studie ben ik stage gaan lopen bij het Instituut Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS). Na mijn studie ben ik met wat toeval terechtgekomen bij de vakgroep Onderwijskunde. Mijn vroegere meesters werden nu mijn eerbiedwaardige collega’s.
Ergens begin jaren negentig is Dolf van den Berg gaan werken bij de vakgroep Onderwijskunde. Hij was bijna mijn promotor geworden bij mijn proces van doctorandus naar doctor. Hij werkte toen onder andere samen met professor doctor Vandenberghe uit Leuven. Samen deden ze onderzoek naar betrokkenheid van mensen bij veranderingen.
Het Concerns-Based Adoption Model (CBAM) heeft me geholpen bij het inzien hoe mensen waarschijnlijk reageren op veranderingen en of innovaties.
Bij elke verandering zal bijna elke persoon die erbij betrokken is eerst aan zichzelf denken. Kan ik dit wel? Dit wordt ik-betrokkenheid genoemd.
Daarna zal de persoon zich richten op de taak die hij of zij moet volbrengen. Hoe ziet de taak eruit? Dit wordt de taak-betrokkenheid genoemd.
En tot slot zal de persoon oog en oor krijgen voor andere mensen die bij een verandering betrokken zijn. De zogenaamde ander-betrokkenheid.
Dolf van den Berg heeft onderzoek gedaan naar dit model. Zelf gebruik en zie ik het model veelvuldig.
Dit jaar heb ik als Instituutsopleider van Fontys veel eerste jaar studenten mogen zien bij hun eerste leservaringen. Bevend als een rietje voor een klas staan op een been en een trillend blaadje met wat je wil gaan zeggen in de hand. Je ziet de ik- en taakbetrokkenheid zich voltrekken. Oog en oor voor de leerlingen is nog beperkt of niet aanwezig.
Ook ik, als nieuwbakken Instituutsopleider, volg nagenoeg hetzelfde proces. Kan ik wel wat van mij verwacht wordt? Welke taken horen bij de IO-er en welke bij de schoolopleider? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen Algemene Professionele Vorming verzorgt op Fontys en op de academische opleidingsscholen? En wat verwachten anderen van mij? De eerste, tweede, derde en vierde jaar studenten, de schoolopleiders, de APV-docenten en de werkplekbegeleiders (WPB)?
Wat ik vooral wil zeggen is dat het model heeft geholpen mijn eigen functioneren en het functioneren van anderen is een soort doorgaande lijn te plaatsen. Voor dit inzicht ben ik Dolf van den Berg nog steeds dankbaar.
Mvg Jan
Link naar site met meer informatie over CBAM: https://sedl.org/cbam/
Boek: Hall, G. E., & Hord, S. M. (2015). Ingrijpende verandering: Patronen, principes en kuilen (4e red.). Hogere Rivier van het Zadel, NJ: Pearson.
Volgens een collega is het niet verstandig over racisme te schrijven in mijn blog. In de zorg is ook het advies aan het personeel om met cliënten niet te praten over religie en politiek. Volgens een andere collega is het beter het onderwerp racisme te laten schrijven door een POC. Een wat? POC staat voor Person of Color. Ik denk dat mijn collega’s gelijk hebben, maar er niet over schrijven is ook niet echt een optie. Dus hier toch een poging een bijdrage te leveren aan de bestrijding van racisme in het onderwijs.
Voor de duidelijkheid. Ik ben een witte oude man die geboren is in een klein dorpje op het Limburgse platteland. Zwarte Piet en Sjors en Sjimmie maakten deel uit van mijn opvoeding. In mijn klas op de lagere school zaten twee gekleurde jongens. Mijn hele verdere schoolcarrière, loopbaan en leven speelt zich af in een 99% witte omgeving. Geloof het of niet, mijn bijnaam was zelfs Witte (vanwege mijn blonde haren).
Klas 2 (groep 4) 44 leerlingen St. Lambertusschool Nederweert 1967.
Klas 6 (groep 8) 40 leerlingen St. Lambertusschool Nederweert 1971.
Na de moord op George Floyd is het wederom goed mis in de Verenigde Staten van Amerika en de rest van de wereld. Voor de moord overigens ook al. De protesten tegen racisme houden nu al enkele weken aan. De laatste dagen moet ongeveer elk standbeeld het ontgelden dat iets met het slavernijverleden te maken heeft.
Ik hoop dat de aandacht vooral bij het echte onderwerp blijft, racisme, en dat het niet wegzakt in de bijzaken die hiervan afleiden. Een voorbeeld. De demonstratie op de Dam in Amsterdam tegen racisme. Een prachtig initiatief, een grotere opkomst dan verwacht, met als gevolg dat de 1.5 meter afstand moeilijk te handhaven is. In de media de dagen erna gaat het alleen over de mogelijk verkeerde beslissing van burgemeester Halsema en over het niet houden aan de corona-afspraken van 1,5 meter. Over het echte onderwerp van de demonstratie racisme is al bijna niets meer te lezen.
We hebben het nu eindelijk over geïnstitutionaliseerd racisme, aldus onze premier Rutte. Geïnstitutionaliseerd racisme is een vorm van racisme die door een overheid of andere autoriteit wordt gesanctioneerd of als 'normaal' verdedigd wordt.
Een paar (onderzoeks)voorbeelden schieten me direct te binnen. Er is onderzoek gedaan hoeveel toevallig verloren brieven die op de grond liggen vlak bij een brievenbus alsnog door de vinder gepost worden. Op de ene brief een traditioneel Nederlands achternaam en op de andere brief een naam van niet Westerse afkomst. Er is ook onderzoek gedaan naar het uitnodigen van sollicitanten voor een gesprek op basis van de naam in de sollicitatiebrief. De uitslagen laten zich raden. De brieven met de traditioneel Nederlandse naam worden vaker alsnog gepost en de sollicitanten met een niet-Westerse achternaam worden minder vaak voor een sollicitatiegesprek uitgenodigd. De titel van een van de onderzoeken is veelzeggend, namelijk: Liever Mark dan Mohammed?
Uitzendbureaus discrimineren op basis van ras en afkomst op verzoek van de ondernemers die op zoek zijn naar nieuwe werknemers. De belastingdienst gebruikt(e) in haar algoritme afkomst om belastingfraude op te sporen. De politie houdt vaker zwarte mensen in dure auto’s aan zonder aanleiding dan witte mensen in een dure auto.
Een of twee jaar geleden zag ik een interview op tv met Sylvana Simons, fractievoorzitster van BIJ1 in Amsterdam. De locatie was ergens in Amsterdam, ik dacht voor het station. Tijdens het interview lopen en fietsen enkele mensen voorbij die de meest verschrikkelijke racistische verwensingen naar haar schreeuwen. Gewoonweg onbegrijpelijk. En over het open riool Twitter zal ik het maar niet hebben.
Ja, er is dus sprake van geïnstitutionaliseerd racisme in Nederland. Belangrijk in mijn ogen is ook het gebrek aan aandacht voor discriminatie en racisme in het onderwijs. Hiermee bedoel ik onder andere dat in de kerndoelen en het curriculum weinig of geen aandacht voor deze onderwerpen is. Alles over de kerndoelen is te vinden op de website van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO). Onder kerndoel 52 en 53 is een van de kopjes Slavernij.
Als discriminatie, racisme of slavernij dan aan bod komen in het onderwijs, bijvoorbeeld via de Canon van Nederland, dan is dat vaak ook nog vanuit het standpunt of perspectief van de witte Nederlander beschreven. Dit wil zeggen dat de informatie verre van volledig is om ons (de onderdrukkers) beter uit de verf te laten komen. Het gaat zelden of nooit over de ander, de tot slaaf gemaakten, en de effecten op hun cultuur, hun taal en hun toekomst.
Een ander punt van aandacht in het onderwijs is het lerarencorps zelf. De diversiteit in onze multiculturele samenleving in Nederland vinden we niet of nauwelijks terug op onze opleidingsscholen voor basis- en voorgezet onderwijs. En dus ook niet voor de klas, waar gemiddeld ongeveer een kwart van de leraren een migratieachtergrond zou moeten hebben (24,4%) (Bron: CBS) om een afspiegeling te zijn van onze maatschappij. In grote steden als Rotterdam en Amsterdam ligt het percentage inwoners met een migratieachtergrond al boven de 50%. En binnenkort zullen nog verschillende andere steden volgen, waaronder Eindhoven.
Het veel te wit lerarencorps heeft ongewenste gevolgen. Mijn persoonlijke indruk was dat in heel Nederland de leerkrachten uit groep 8 leerlingen met een migratieachtergrond onbewust lagere schooladviezen geven dan leerlingen van witte ouders. Dit is ook een van de redenen om de Cito-toets weer een meer belangrijke rol in het schooladvies zou moeten spelen. In de Volkskrant van 18 juni schetst Josse de Voogd een iets genuanceerder beeld. In grofweg de randstad is eerder sprake van een hoger schooladvies voor leerlingen met een migratieachtergrond, maar het opleidingsniveaus van de ouders blijkt een belangrijkere rol te spelen dan de migratieachtergrond.
Verder kent het Nederlandse onderwijs een grote mate van segregatie. Op de een of andere manier krijgt Nederland steeds meer witte en zwarte scholen. De witte Nederlandse ouders brengen of sturen hun kinderen steeds vaker naar een liefst zo wit mogelijke school. Een van de gevolgen hiervan is dat deze leerlingen van jongst af aan in een eigen bubbel terecht komen, niet overeenkomstig met de Nederlands maatschappij. Van een multiculturele samenleving is geen sprake. Er is meer sprake van een gesegregeerde samenleving.
Afbeelding is een deel van de website van de Canon van Nederland.
Is er dan niets aan racisme te doen? Zeker kunnen we er iets aan doen. We kunnen van alles doen en het hoeft niet zo moeilijk te zijn. Het begint met naar elkaar luisteren en elkaar echt proberen te begrijpen. Minder discussie en meer dialoog. Een discussie staat over winnen of verliezen. Met een dialoog probeer je elkaar te begrijpen en elkaar verder te helpen, een soort win-win situatie. Dus meer LSD, luisteren, samenvatten en doorvragen. En minder OMA’s, opvattingen, meningen en aannames.
Een keer een boek lezen of een film(serie) kijken over racisme zal zeker helpen om meer te leren over racisme. Zie link met de tekst A Radical Library List Of PDF Books / Texts / Podcasts / Articles.
Is het dan allemaal kommer en kwel in het onderwijs? Nee, dat zeker niet. Hier een paar voorbeelden. Tijdens het schrijven van deze blog kom ik er toevallig achter dat de Canon van Nederland wordt vernieuwd. Vorige week is de nieuwe Canon openbaar gemaakt. In de opdracht voor de nieuwe Canon is expliciet gevraagd om ook “de schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis” voldoende aan bod te laten komen. Gelukkig zijn er een paar aanpassingen gemaakt. Zo zien we onder andere dat onze politionele acties in Indonesië nu ook gewoon een oorlog genoemd wordt!
Een ander voorbeeld: ik ben via Ondernemend Onderwijs betrokken bij een Erasmus+ project met de naam Play Equal. Een project voor kwetsbare jongeren tussen 12 en 19 jaar. In het kader van dit project is Ondernemend Onderwijs samen met het Koning Willem I College en de Bossche Vakschool bezig met het uitwerken van verschillende CoRT-denktechnieken. Deze denktechnieken zijn afkomstig van Edward De Bono, de man die we kennen van de zes gekleurde hoeden. Ik werk momenteel aan het uitwerken van Tool VII OPV: Other People's View of te wel andermans standpunt. Iedereen heeft tegenwoordig over alles een mening bijvoorbeeld over Zwarte Piet of over het omvertrekken van de standbeelden. Deze techniek vraagt heel expliciet om te denken vanuit het perspectief van de andere mensen of partijen. Hoe zouden zij tegen het probleem aankijken? Wat zouden zij hiervan vinden? Deze manier van denken helpt heel erg om elkaar beter te leren begrijpen. En dat is wat we nodig hebben. Meer verbinding, meer begrip, meer samenwerking, meer nuance.
Het is niet een kwestie van voor of tegen. Of je bent goed of fout. De wereld is niet zwart of wit. Nee, het is een kwestie van voor en tegen, van goed en fout en van zwart en wit. Of in de woorden van Frank Boeijen: Denk goed na aan welke kant je staat. Denk niet wit, denk niet zwart. Maar in de kleur van je hart.
Mvg Jan
Iris Andriessen, Eline Nievers, Laila Faulk en Jaco Dagevos (2010). Liever Mark dan Mohammed? Onderzoek naar arbeidsmarktdiscriminatie van niet-westerse migranten via praktijktests. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag. --Link naar dit onderzoek: https://kennisopenbaarbestuur.nl/media/255623/liever-mark-dan-mohammed.pdf
-Link naar het vernieuwde vensterpalet is vanaf 22 juni te vinden via: www.canonvannederland.nl
-Link naar de Canon van Nederland: https://www.canonvannederland.nl/page/345/canonvensters?venster=351
-Link naar de kerndoelen van het Basisonderwijs bij het SLO: https://tule.slo.nl/
-Link naar A RADICAL LIBRARY LIST OF PDF BOOKS / TEXTS / PODCASTS / ARTICLES. If you are in a position to buy any of these books and support the authors please do so: https://docs.google.com/document/d/13Liu5aTBEdqqqntfOyAgK9IH5sfMwM4ZE1wlSE5IJUw/edit
-Link naar artikel over de begrippen slaaf en tot slaaf gemaakten: https://www.parool.nl/columns-opinie/toch-vind-ik-de-term-slaaf-beter-dan-tot-slaaf-gemaakte~bc43afbe/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
-Link naar een artikel in Trouw met een voorbeeld hoe het ook kan: https://www.trouw.nl/nieuws/witte-school-ontmoet-zwarte-school~b02bf478/ Utrechtse kinderen van een witte school uit de wijk Tuindorp gaan op bezoek bij kinderen van een zwarte school in de wijk Overvecht. Omdat de scholen samen leven en samen werken belangrijk vinden.
-Link naar nummer van Frank Boeijen Denk niet zwart – wit: https://www.google.com/search?client=firefox-b-d&q=frank+boeijen+zwart+wit
-Link naar website CBS: https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-asiel-migratie-en-integratie/hoeveel-mensen-met-een-migratieachtergrond-wonen-in-nederland-
Werknemers blij, de Belastingdienst blij, iedereen blij?
Lees meer
Het lijkt voor de hand te liggen om weer een blog te schrijven over de ontwikkelingen rondom de coronacrisis. Door deze crisis verdwijnen alle andere onderwerpen naar de achtergrond of komen zelfs helemaal niet meer in het nieuws. Deze tekst over het minimumloon en toeslagen schreef ik al voor de crisis en is al die tijd blijven liggen. Helaas blijkt dit onderwerp momenteel (red.: juni 2020) nog steeds actueel.
Het minimumloon en toeslagen heb ik als onderwerp al meer dan een jaar geleden genoteerd voor een mogelijke blog, maar als onderwijskundige met weinig verstand van financieel economische aangelegenheden heb ik het lang links laten liggen. Door de meest recente ontwikkelingen bij de belastingdienst is het onderwerp van de kinderopvangtoeslagen nu weer in het nieuws. De belastingdienst gaat de slachtoffers van hun eigen wanbeleid toch niet compenseren. Tijd om de blog toch te publiceren. Ik start bij het minimumloon.
Weet u wat het minimum uurloon in Nederland is voor iemand van 21 jaar en ouder? Nee, ik ook niet. Ik heb het ook op moeten zoeken*. Het is bruto € 9,54. Dat is per dag € 76,32, per week € 381,60 en per maand € 1.653,60. Nederland staat hiermee in de top vijf van Europa. De laatste tijd verschijnen er met enige regelmaat berichten in de krant en op tv over het (fors) verhogen van het minimumloon. In april 2019 riep de FNV op om het minimumloon te verhogen naar € 14,00 per uur, omdat het de afgelopen decennia fors achtergebleven is. In Nederland is de verhoging meestal maar mondjesmaat en vaak minder dan de inflatie.
Ik erger me behoorlijk aan het feit dat als mensen willen en kunnen werken, en ze doen dat 40 uur in de week, ze dan toch niet voldoende verdienen om minimaal rond te kunnen komen. Hiermee bedoel ik dat je, als je fulltime werkt, voldoende salaris zou moeten krijgen om te kunnen wonen, eten en drinken. Maar wat blijkt in de praktijk: er zijn hele volksstammen die hiermee niet rond kunnen komen. En wat heeft Nederland hierop verzonnen: toeslagen of inkomensafhankelijke regelingen. Deze groep mensen komt in aanmerking voor allerlei toeslagen zoals huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag, enzovoort.
Een paar voorbeelden.
Als eerste voorbeeld noem ik de Belastingdienst die nu diep door het stof gaat (of ging) en probeert gezinnen te compenseren die zwaar benadeeld zijn door de aanpak van deze dienst. Onterecht moesten ruim 300 gezinnen de kinderopvangtoeslagen terugbetalen, omdat de belastingdienst ze had beticht van fraude. Met alle gevolgen van dien.
Een ander voorbeeld is dat van econome Barbara Baarsma. Zij is werkzaam bij de Rabobank, hoogleraar Economie aan de Universiteit van Amsterdam en kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER), maar vooral onafhankelijk denker. In mijn ogen is ze een echte systeemdenker. Iemand die complexe problematiek in samenhang bekijkt. Ze legt in de Podcast De Sleutel in een gesprek met Beau van Erven Dorens uit dat er 17 miljard aan maatschappelijk kosten worden gemaakt om 270 miljoen aan schulden te innen bij mensen die in de schuldsanering terecht zijn gekomen. Het zou veel goedkoper zijn om de schulden van deze mensen kwijt te schelden.
Voor de coronacrisis zat Nederland te schreeuwen om arbeidskrachten. Het vinden van meer arbeidskrachten stagneert voor een deel doordat er in Nederland te weinig betaalbare kinderopvangcentra zijn. Gevolg is dat een groot deel van de ouders parttime werkt en opa’s en oma’s ingeschakeld worden om een of twee dagen in de week op de kleinkinderen te passen.
En tot slot gaan sommige mensen met een minimum inkomen of een uitkering niet aan het werk, omdat ze door die extra inkomsten een deel van de toeslagen kwijtraken. Hierdoor levert het voor hen geen direct financieel voordeel op om (meer) te gaan werken. Hun inkomen gaat er op achteruit in plaats van op vooruit.
Wat ik zou willen is dat we in Nederland van die hele toeslagenregelingen afstappen. Het is een groot bureaucratisch circus waar heel veel tijd en geld in zit, zowel vanuit de aanvragers alsook van de ambtenarij. Wat nu als de Nederlandse regering samen met het bedrijfsleven een forse verhoging zou doorvoeren van het minimumloon? En wat als ze de kinderopvang gratis zou maken en de schulden van de armsten onder ons kwijt zou schelden? Zou dat kunnen? Wat zouden de gevolgen zijn? Mogelijke voordelen zijn onder andere een kleinere overheid. De mensen met een minimum inkomen verdienen dan genoeg en hoeven dus geen aanvragen voor toeslagen in te vullen. Mede als gevolg daarvan ontstaat minder bureaucratie. Dus zijn er minder ambtenaren nodig om de aanvragen te controleren en te regelen. Er is minder wetgeving nodig, er worden minder fouten gemaakt en minder overtredingen, waardoor minder rechtszaken, enzovoort.
Wat nu als de Nederlandse regering zou besluiten de kinderopvang “gratis” te maken, net zoals het onderwijs. Zeker als straks na de coronacrisis de vraag naar arbeidskrachten weer zal toenemen. Dan kunnen beide ouders weer en meer gaan werken als ze willen en vormt dat geen aanslag op hun portemonnee. Ook de Belastingdienst zal blij zijn met het afschaffen van al die onmogelijke toeslagen. Reeds jaren vraagt de dienst aan de politici In Den Haag rust te bewaren op het gebied van maatregelen die de dienst niet of moeilijk kan uitvoeren en controleren.
Zitten er dan geen nadelen aan het instellen van een hoger minimumloon en gratis kinderopvang? Jazeker wel. De overheid en het bedrijfsleven moeten deze extra kosten in de vorm van lonen wel kunnen betalen. Mogelijke gevolgen voor het bedrijfsleven zijn onder andere duurdere productiekosten. Gevolg kan zijn dat onze bedrijven minder afzet hebben in eigen land en in het buitenland. Mede hierdoor minder werkgelegenheid en meer (gedwongen) ontslagen. En dat juist in de groep laagopgeleiden die al een lager inkomen hebben.
Een mogelijk ander nadeel is dat het kwijtschelden van schulden een aanzuigende werking heeft op anderen die nu ook denken dat ze zich zonder problemen (verder) in de schulden kunnen steken. En mogelijk heeft vijf dagen voor-, tussen- en naschoolse opvang negatieve gevolgen voor de relatie ouders/kind.
Toch roep ik onze Barbara Baarsma’s van Nederland op om uit te rekenen wat de totale kosten en baten zijn als we in Nederland het minimumloon bijvoorbeeld op €15,00 per uur zetten. De kinderopvang gratis maken en de schulden van onze armsten kwijtschelden. De kosten hebben we meestal snel in kaart gebracht. Alleen hoe reken je nu de baten precies uit? Wie helpt?
Mvg Jan
Of je het nu wilt of niet, ook jij bent veranderd!
Lees meer
Het is bijna niet mogelijk ergens anders over te schrijven. Toch vind ik het artikel ‘Corona cultuurshock; crisis of transformatie’ van Jitske Kramer (antropoloog) zo interessant dat ik er een blog aan moet besteden. Het artikel gaat over de coronacrisis, maar het model is voor elke crisis toepasbaar.
Nu de (eerste?) golf van de coronacrisis aardig op zijn retour is, zie je steeds meer artikelen verschijnen die vooruitblikken. En dat is goed. Vooruitblikken geeft moed en energie. Het einde van de tunnel is in zicht. In veel artikelen lees je twee mogelijke wegen om uit onze intelligente insluiting te kruipen.
De ene route is zo snel mogelijk terug naar het oude normaal van voor de crisis. Weg met al die beperkende maatregelen. Horecagelegenheden weer open, fabrieken weer op volle toeren laten draaien, vliegen weer toestaan, enzovoort. Net doen alsof er niets gebeurd is.
De andere route is juist de weg inslaan naar een andere toekomst, zeg maar de zoektocht naar het nieuwe normaal. We hebben nu gezien hoe het niet moet, ben nu verstandig en maak van de gelegenheid gebruik de maatschappij anders in te richten.
In de Volkskrant van woensdag 20 mei 2020 staat een prachtig voorbeeld van het nieuwe normaal. Het artikel heeft betrekking op de CO2-crisis. De openingszin wil ik graag citeren: “Als de coronacrisis één ding heeft duidelijk gemaakt, horen we deze dagen voortdurend, is het dat alles anders moet.” Daarna volgt een mooi verhaal hoe we in Europa de natuur zouden kunnen inzetten om de klimaatcrisis aan te pakken. Maar daarover een andere keer meer.
Kramer beschrijft in haar artikel ‘Corona cultuurshock: crisis of transformatie’ op een prachtige manier wat de coronacrisis met de mens doet (of elke andere crisis). Ze gebruikt hiervoor een model met een viertal fases, te weten: de aanloopfase; de honeymoonfase; de veranderfase en de terugkeerfase.
In de eerste fase, de aanloopfase, die slechts een paar dagen hoeft te duren, zie je dat mensen eten, drinken en wc-rollen gaan hamsteren
In de honeymoonfase ontdek je dat er ook leuke kanten aan de crisis kunnen zitten, bijvoorbeeld je hoeft niet meer naar je werk of school en kijkt de hele dag Netflix. En dan maar hopen dat er geen slachtoffer in je naaste familie- of vriendenkring is te betreuren.
In de veranderfase gaat de morele kracht op en neer. Het bevat twee cultuurshocks waar elk mens mee te maken krijgt. Het tempo van het doorlopen van deze fases is per mens verschillend.
Bij de eerste shock voel je de druk die uitgaat van de gedwongen gedragsverandering, zoals bijvoorbeeld het 1,5 meter afstand houden, thuis blijven, en dus niet meer op bezoek bij opa en oma in het verzorgingstehuis.
Bij de tweede shock komen de diepere vragen aan bod die onze eigen overtuigingen en waarden op de proef stellen. Moet ik als jongere wel binnen blijven om de ouderen te beschermen? Welke mensen krijgen voorrang op de intensieve zorgafdelingen? Hoeveel geld moet je uittrekken om de economie te redden? In deze fase denkt een deel van de mensen dat het om een tijdelijke crisis gaat die je met beperkte aanpassingen te lijf kunt gaan. Een ander deel van de mensen denkt juist dat het nu tijd is voor grote structurele aanpassingen en veranderingen.
De vierde en laatste fase is de terugkeerfase. Na aanvankelijke blijdschap krijgt iedereen ook in deze fase een shock te verwerken, want of je het nu wil of niet: iedereen van ons is door de coronacrisis veranderd.
Kramer roept ons op om oude patronen los te laten en nieuwe oplossingen te introduceren. Als we dit voor elkaar krijgen, dan kan een crisis ons veel opleveren. Dit geldt voor ieder van ons persoonlijk, maar ook voor ons als mensheid.
En ik wandel mijn rondes door onze mooie natuur en vraag me steeds af:
‘Onze basisschool leerlingen mogen binnenkort weer hele dagen naar school. Gaan leraren en leerlingen weer verder op oude manier van voor de crisis? Of zijn er aanpassingen die blijvend zijn bijvoorbeeld vier dagen naar school en op woensdag afstandsonderwijs?
Kruipen we na de crisis allemaal weer massaal in onze auto? Of is het deels mogelijk om thuis te werken en zo de files van voor de crisis te voorkomen?
Gaan we allemaal weer massaal op vakantie met het vliegtuig? Of zien we in dat een dagje funshoppen in Barcelona voor 39 Euro toch echt niet meer kan? En een dagje op en neer naar Londen voor een vergadering?’
Wat vraag jij je af? Wat zou jij doen?
Mvg Jan
Link naar artikel Jitske Kramer. Titel: Corona cultuurshock: crisis of transformatie?
Link naar filmpje over cultuurshock. Title: Corona cultuurshock: crisis of transformatie?
Ergens in maart 2020 ging Nederland, in de woorden van premier Rutte, op een intelligente manier op slot. Ik wil het woord lockdown liever niet gebruiken. Een slimme manier om het coronavirus te lijf te gaan. De scholen gingen dicht, de winkels grotendeels, de horeca en de culturele sector helemaal, de bedrijven deels, ongeveer alles ging op slot en in quarantaine.
Het centrale motto voor deze campagne: Alleen samen krijgen we corona onder controle. Belangrijkste adviezen blijven: houd 1,5 meter afstand, hoest in je elleboog en blijf thuis. Bijna de hele Nederlandse bevolking heeft zich hier tot op heden aan gehouden. Het vertrouwen in de maatregel en de mensen is groot. Verhoudingsgewijs worden er weinig bekeuringen uitgedeeld. Jongeren hebben minder last van het coronavirus en zijn minder vaak ziek. Ook belanden ze minder vaak op de intensive care. Op de intensieve zorg liggen meer mannen dan vrouwen, ze zijn meestal tussen de 60 en de 80 jaar, en ze zijn vaak wat dikker.
Als leek is mijn verwachting dat de coronacrisis nog één a twee jaar gaat duren. De mensheid heeft ongeveer een jaar nodig om een vaccin te ontwikkelen en nog een jaar nodig hier genoeg van te produceren en iedereen in te enten. Een snellere manier zou kunnen zijn een mix van bestaande medicijnen ontwikkelen waarvan blijkt dat deze werkt, maar ook dit zal nog een hele tijd in beslag nemen. Hoog tijd dus om te komen tot een passende manier om de ontwrichte maatschappij en economie weer op gang te brengen, zonder dat onze zorg overbelast raakt.
Eind april heeft premier Rutte de eerste voorzichtige maatregelen kenbaar gemaakt over het hoe nu verder? Na de intelligente quarantaine volgt nu een passende ontsluiting van Nederland. Na de meivakantie op 11 mei 2020 gaan onder andere de basisscholen van start en kinderen tot 12 jaar mogen weer in groepsverband buiten gaan sporten.
Ook andere landen nemen al dergelijke maatregelen of zitten daaraan te denken. In China lijkt het ergste voorbij. De meeste coronabesmettingen komen nu van terugkerende Chinezen. In Wuhan mogen de mensen weer de straat op en gaan de mensen weer voorzichtig aan het werk. In Denemarken gaan de kinderopvang en basisscholen weer open. In Zweden zijn de basisscholen open gebleven. In Duitsland wil men ook de basisscholen weer gaan openen en mag men met mondkapjes op gebruik maken van het openbaar vervoer.
In eerste instantie wilde de regering in Nederland de basisscholen ook open houden, maar onder druk van de ouders en leerkrachten werden deze toch gesloten. Nu blijkt dat jonge kinderen veel minder of bijna niet getroffen worden door het virus, gaan ze na de meivakantie weer van start. Punt van aandacht is natuurlijk wel de gezondheid van het (oudere) personeel. Gezien de tomeloze inzet van de mensen in de zorg moet het onderwijs de helpende hand uit kunnen en willen steken.
Onderwijzen blijkt nog niet zo makkelijk, daar zijn de meeste ouders nu wel achter gekomen. Nu, na een dikke maand, blijkt dat thuis lesgeven, werken en leven niet zo makkelijk gaat als in eerste instantie nog werd aangenomen. Na een paar weken lopen de ouders op hun tandvlees. Ze proberen hun kind of kinderen les te geven, verschuiven de eigen werkzaamheden naar de vroege en late uurtjes en naar het weekend. Dit valt voor een harmonieus gezin al niet mee, maar voor kwetsbare, gebroken of samengestelde gezinnen is het al helemaal lastig om alle ballen in de lucht te houden. Een deel van de leerlingen in het basis onderwijs en het voortgezet onderwijs is van de radar verdwenen. Dit komt mede door het ontbreken van computers, laptops en andere apparaten die nodig zijn om digitaal lessen te volgen. Maar ook is toezicht en controle vanuit school of gemeente erg lastig.
Kortom, tijd om vooruit te kijken en de beperkingen van het bijna volledig sluiten van de maatschappij ongedaan te maken. De regering zoekt de oplossing richting het gebruik van één of meerdere apps, maar dat gaat in Nederland denk ik niet werken. Ik zal jullie vertellen waarom. Elk digitaal overheidsproject in Nederland loopt op een fiasco uit. Dit komt mede door het gebrek aan expertise bij en in de Nederlandse regering. Ik ken niet één geslaagd ICT project van de overheid. Het laatste debacle is het P2000 van de politie en de brandweer. Blijkt nog steeds niet goed te werken. Verder verwacht ik dat voor veel inwoners een app echt te veel inbreuk maakt op hun privacy. En je kunt er ook makkelijk onderuit. Je zet bijvoorbeeld je bluetooth uit of je maakt gebruik van een tweede telefoon.
Wat werkt dan wel? Beter is te kijken naar zaken die al vaker hun nut hebben bewezen. Denk aan het slim indelen van de tijd en de ruimte. Denk bijvoorbeeld aan het beperken van de luchtverontreiniging (smog) in Parijs in december 2016. Toen mochten de Parijse eigenaren van een auto met een even nummer op even dagen de stad in en met een oneven nummer op oneven dagen. Met deze manier van creatief denken is er nog veel meer mogelijk.
Zo zouden volwassenen bijvoorbeeld in de ochtend van 6 tot 12 uur de stad in mogen voor bijvoorbeeld boodschappen. En de jongeren die graag uitslapen kunnen dan in de middag van 12 tot 18 uur naar school of de stad in. De avond is voor kleinschalig bezoek aan bioscoop en theater. En de nacht is voor onze vreemde en vrije vogels, zoals dat nu ook al het geval is.
Een andere mogelijkheid is een schoolpopulatie opdelen. Als voorbeeld een school voor voortgezet onderwijs: op maandag gaan de brugklassers naar school, dinsdag de 2e jaars en op vrijdag de vijfde en zesde jaars. Ook zouden scholen de lessen kunnen beperken tot bijvoorbeeld taal en rekenen / wiskunde. En van de talen alleen Nederlands en Engels. Dus geen Duits, Frans, Spaans, Russisch, gym, muziek, drama enzovoort.
Daarnaast kan beter en kritischer kijken naar de situatie voor meer passende oplossingen zorgen. Het is nogal een verschil of je in Den Bosch of bijvoorbeeld in Bokhoven woont. Ik kan me voorstellen dat in de Randstad en de grote steden het houden van afstand een veel groter probleem vormt dan in de dorpen en op het platteland. Ook maakt het een groot verschil of je in Brabant woont of in Friesland of Groningen. Het aantal besmettingen verschilt aanzienlijk per land, per provincie en per dorp of stad. Hiermee zouden de overheden rekening kunnen houden.
Ook sporten kan beter afgestemd worden. In Zweden en Duitsland zijn de profvoetballers weer aan het trainen in kleine groepen en met inachtneming van anderhalve meter afstand. Dus geen duels, maar wel lekker ballen. Ook RKC uit Waalwijk is weer begonnen met trainen.
In (kleine) winkels kan een eenrichtingsroute worden ingesteld en het aantal klanten beperkt tot een bepaald maximum afhankelijk van de grootte van de winkel. De kassières zitten achter plexiglas en de winkelwagentjes worden (soms) voor je schoongemaakt. Veel mensen bestellen al van alles online, maar nu zie je ook een grote toename van digitaal boodschappen doen bij supermarkten. Ikea heeft haar deuren weer geopend. Ze hadden al bijna overal gangpaden met eenrichtingsverkeer, maar hebben dit nog verder doorgevoerd. En soms kan het handig zijn heel vroeg of heel laat te gaan winkelen. Zo ben ik laatst bij de Macro geweest. De winkel is open tot 22 uur. Ongeveer een uur voor sluiting waren er nog 10 bezoekers. De gangen zijn heerlijk breed. Elkaar op afstand passeren is geen enkel probleem.
Slim omgaand met tijd en ruimte, en met wat maatwerk, kunnen we langzaam maar zeker uit onze quarantaine komen. Met enige creativiteit moet het mogelijk zijn te komen tot een balans tussen zorg, onderwijs, kunst en cultuur en economie. Het zal een heel gepuzzel worden, maar alleen samen krijgen we corona onder controle.
Mvg Jan, 1 mei 2020
In Limburg, waar ik woon, hebben de afgelopen maanden veel herdenkingen plaatsgevonden in het kader van 75 jaar bevrijding. Een deel van Limburg werd in het najaar van 1944 door de Amerikanen, Canadezen en Engelsen bevrijd. Onlangs ben ik mede daarom een bezoek gaan brengen aan het Oorlogsmuseum in Overloon. Over de naam valt nog wel wat te twisten, maar dat is niet gepast in het kader van deze blog over vrede.
Ook een groot deel van het jaar 2020 zal in het teken staan van 75 jaar bevrijding. En dat is volledig terecht. Nog nooit in de menselijke geschiedenis is er zo lang vrede geweest in West-Europa. De meesten van ons herinneren zich nog wel de Tweede Wereldoorlog van 1939 tot 1945. En dertig jaar eerder de Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918. En veertig jaar daarvoor de Frans – Duitse oorlog van 1870 – 1871. En zestig jaar daarvoor de Napoleontische oorlogen van 1792 tot 1815. En voor je het weet ben je bij de 80-jarige oorlog van 1568 tot 1648 tegen de Spanjaarden. Eigenlijk heeft Europa nooit lang vrede gekend en dat kan ook gezegd worden van grote delen van de rest van de wereld. *Zie link oorlogen in Europa.
De babyboomers en alle generaties die daarop volgen leven in deze lange periode van vrede.
In 2012 krijgt Europa zelfs de Nobelprijs voor de vrede. Een beetje vreemd misschien, geen persoon, maar aan de andere kant ook wel weer begrijpelijk. Europa krijgt de prijs voor haar inzet voor vrede, verzoening, democratie en mensenrechten in Europa.
Al voor het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt er nagedacht over hoe een volgende oorlog te voorkomen. Eén van de ideeën is het creëren van gemeenschappelijke belangen. Nederland is één van de voorlopers. Samen met België en Luxemburg wordt al in september 1944 in Londen een regionale samenwerking opgericht door de gevluchte regeringen in ballingschap. Doel is onder andere om het vrije verkeer van goederen mogelijk te maken. In 1952 volgt de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal of de EGKS. De EGKS geldt als de eerste aanzet tot de Europese Unie**, waarin zij later opging.
Nu, 75 jaar later, herdenken we het einde van de Tweede Wereldoorlog. Vieren we de bevrijding. Er zijn steeds minder mensen die de oorlog echt hebben meegemaakt. Mogelijk dat daarom steeds meer mensen komen met ideeën en ontwikkelingen die niet gericht zijn op samenwerken, maar op een nieuwe soort verdeel en heers tactiek.
Ik hoop dat de Brexit niet het begin van het einde is van deze mooie en welvarende periode van vrede in Europa. Dus geen Nexit wat mij betreft, maar juist meer Europa.
Ik ben vóór een Europa waarbij de 27 lidstaten de grote problemen, waar de individuele lidstaten geen antwoord op kunnen geven, meer centraal gaan aanpakken. Denk aan de milieuproblematiek, denk aan de immigratieproblemen, denk aan de energieproblematiek, denk aan defensie, denk aan belastingontduiking, denk aan wateroverlast en water tekorten, enzovoort.
O ja, en denk aan het meer gezamenlijk aanpakken van de crisis rondom het Corona-virus.
Wat mij betreft mag dit interbellum nog heel lang duren.
Mvg Jan
* Link naar lijst met oorlogen in Europa
Het is waarschijnlijk nog iets te vroeg om nu al te kijken naar mogelijke voordelen van wat het coronavirus ons brengt of gebracht heeft. Het is voor veel mensen een verdrietige en een eenzame tijd. Nu, op het moment van schrijven, op dinsdag 17 maart, staat het dodental in Nederland op 43 en het aantal besmettingen op ruim 1700 (bron: www.arcgis.com). En de aantallen stijgen nog steeds. Het land is na het sluiten van de scholen en de horeca abrupt tot stilstand gekomen. De wereld draait door, maar het land staat stil. En het leed is nog lang niet geleden.
Ik heb met enige regelmaat in mijn blog onze minister-president minder fraai neergezet. Dit wil ik nu toch even rechtzetten. Ik wil Mark Rutte een compliment geven voor zijn toespraak die hij maandagavond 16 maart om 19.00 uur gaf. Deze was van grote klasse. Zonder politiek te bedrijven het volk toespreken en gelijktijdig verbinden. Alle feiten één voor één en rustig benoemen. Drie scenario’s opsommend. Ten eerste: het virus maximaal controleren, ten tweede: niets doen en ten derde: volledige afsluiting van het land. Niets doen is uiteraard geen optie, het land volledig op slot ook niet, blijft over: maximale controle. En daar zitten we nu met z’n allen middenin.
De straten zijn leeg, sommige schappen zijn leeg, sociale contacten beperken zich tot de buren. Alle grote en kleine evenementen vinden geen doorgang. De sport ligt stil, de musea zijn gesloten, grote en kleinere bedrijven komen tot stilstand. Het is een vreemde werkelijkheid, maar ook een tijd van aanpassingen, van inventiviteit en van flexibiliteit.
Je kunt veel negatieve dingen zeggen over sociale media, maar in deze vreemde tijden is het toch een soort wondermiddel om sociale contacten te blijven onderhouden zonder jezelf of de ander te besmetten. Ik krijg vanuit het netwerk van Ondernemend Onderwijs veel berichten en links doorgestuurd van mooie inventieve en creatieve ontwikkelingen. Een paar van deze wil ik graag met jullie delen.
Ik moet echt beginnen met de oproep om woensdagavond 18 maart om 20.00 uur naar buiten te gaan en te applaudisseren voor onze helden in de zorg (zie afbeelding). Een heel mooi en welverdiend compliment voor alle mensen in de zorg. Het lijkt wel of ze zonder te mopperen en zeuren de mouwen nog hoger hebben opgestroopt en nog harder zijn gaan werken om iedereen zo goed mogelijk te helpen en ondersteunen. Chapeau!
Hier wil ik graag direct een oproep aan toevoegen voor na de crisis: Steun alle mensen in de zorg ook als ze op de barricaden gaan voor een nieuwe cao-overeenkomst met loonsverhoging waar ze nu al twee jaar op wachten!
Van een andere collega kreeg ik de link naar de website toegestuurd van Kleuteruniversiteit*. Wat een geweldige naam alleen al! (zie link).
Nu bijna alle kinderen thuis blijven komen de ouders / verzorgers erachter dat het nog niet zo makkelijk is om te werken én op je kinderen te passen én ze nog iets te leren. De waardering voor leerkrachten en leraren zal er zeker door toenemen. In een klaslokaal zitten zomaar dertig van deze lieve kindjes! Natuurlijk kan een film of gamen tijdelijk uitkomst bieden, maar liever niet de hele dag. De vraag die ze bij de Kleuteruniversiteit hebben proberen te beantwoorden is: hoe kunnen kleuters thuis ontdekkend bezig zijn en spelend wijzer worden? In mijn ogen hebben ze daar geweldige antwoorden op gevonden. Kijkt u maar eens op hun site!
Van één van onze studentmedewerkers, Johan van Hout 2e jaars student Avans Social Studies, kreeg ik een link van zijn oude basisschool OBS De Korenbloem in Oirschot***. De leerkrachten communiceren via de website met de ouders en kinderen van hun eigen groep o.a. over het huiswerk. In de vorm van een soort dagtaak kunnen de leerlingen en ouders zien wat de leerkrachten voor hen hebben klaargezet. De kinderen kunnen ook nog met een smiley aangeven wat ze ervan vonden.
En omdat alleen maar leren na verloop van tijd gaat vervelen, wees mijn nieuwe collega Mandy Verharen me op de site van ‘Muziek in school’**. Op deze pagina vind je leerzame muziekspellen, mixers, virtuele muziekinstrumenten, video’s en veel meer.
En na al dat leren, met of zonder muziek, in huis is het tijd om lekker naar buiten te gaan en te spelen. Via verschillende kanalen hoor ik dat er weer kinderen buiten aan het spelen zijn. Het moet niet gekker worden.
Ook vo, mbo, hbo en universiteiten zoeken naar manieren om in het bijzonder de studenten, examenkandidaten, afstudeerders en onderzoekers zoveel mogelijk digitaal te ondersteunen. Via Facetime, e-mails, WhatsApp, Skype, Google Meet of Microsoft Teams doet iedereen zijn of haar stinkende best om het beste te maken van deze zeer vreemde situatie waar we met z’n allen in terecht zijn gekomen.
Het zou mij niet verbazen als achteraf blijkt dat het coronavirus heeft gezorgd voor de grootste en meest effectieve onderwijsvernieuwing van de 21e eeuw op het gebied van digitalisering. Geen moeilijke en dure cursussen, geen extra gelden, geen extra uren, maar handen uit te mouwen en aan de slag.
M.v.g. Jan
* Link naar Kleuteruniversiteit
** Link naar Muziek in school: https://muziekopschool.yurls.net/nl/page/1003408
In de Volkskrant van donderdag 2 januari 2020 staat een stuk over de toekomst van Nederland. Een groep van 17 wetenschappers van Wageningen Universiteit & Research (WUR) heeft een toekomstvisie gelanceerd. De visie heeft betrekking op Nederland over honderd jaar, namelijk: hoe ziet de kaart van Nederland er uit in het jaar 2120?
Het lijkt wel een titel van een sciencefictionfilm. Net zoiets als: 1984, het boek van George Orwell.
Ik ben erg blij met dit visionaire rapport over Nederland. Ik heb al vaker vermeld dat onze minister-president Mark Rutte niet van visies houdt. Hij zei: “Visie is als een olifant die het uitzicht belemmert”. Nou daar ben je lekker klaar mee. In feite wil dit zeggen dat Rutte maar wat doet en dat hij wel ziet waar het dan op uitdraait.
We hebben moeite met onze CO2- en Stikstofuitstoot, maar Schiphol moet toch kunnen doorgroeien.
We gaan van 130 naar 100 op onze snelwegen, maar trekken wel de Formule 1 aan.
We steken lekker vuurwerk af en vallen onze hulpdiensten ermee lastig, moet allemaal kunnen, hoort bij onze tradities. En onze veiligheid en gezondheid dan, meneer Rutte?
Gelukkig heb je nog mensen die wel de moeite nemen verder te kijken dan hun neus lang is. Verder denken dan de volgende verkiezingen en het goed voor hebben met Nederland. Niet alleen nu en voor zichzelf, maar ook voor straks en dus voor onze kinderen en kleinkinderen.
Uiteraard zal vanaf nu heel Nederland over deze groep van 17 wetenschappers heen vallen. En dat is ook juist de bedoeling. Laten we het met elkaar hebben over wat voor keuzes we de komende jaren gaan maken en met welk doel. Wat willen we met elkaar maken van ons mooie Nederland? Hoe kunnen we er voor zorgen dat Nederland in de toekomst nog steeds een mooie toekomst heeft?
De wetenschappers zien en beschrijven de grote omwentelingen die gemaakt moeten worden, zoals de energietransitie, verduurzaming van de landbouw, herstel van de biodiversiteit, verstedelijking en klimaatadaptatie. Ze zien deze ontwikkelingen en gaan de uitdaging aan. Ze willen deze omwentelingen tot stand brengen door daarin de natuur en natuurlijke processen een hoofdrol te laten spelen (nature based solutions). Nog geen idee wat ze bedoelen, maar het daagt uit om het 20 pagina tellende rapport* te lezen.
De onderzoekers willen een nieuw geluid laten horen en daarvoor komen ze met een nieuw verhaal voor Nederland. Ze beschrijven vijf leidende principes waarop de toekomstvisie is gebaseerd, te weten: 1) natuurlijk systeem aan de basis; 2) optimaal benutten van water; 3) natuur-inclusieve samenleving; 4) circulaire economie en 5) meebewegende (adaptieve) ruimtelijke inrichting.
Een hele mond vol, maar dan heb je ook wat!
Het hele rapport* leest als een spannend jeugdboek. Elke alinea beschrijft nieuwe kansen en mogelijkheden, bv. in hoofdstuk 5 waar het gaat over: De gebieden. Hier komt onder ander onze Noordzee aan bod en wat deze in de toekomst kan betekenen op het gebied van energie, voedsel, transport, waterkwaliteit en biodiversiteit.
Als lezer val je van de ene verbazing in de andere.
Het rapport is door de wetenschappers voorzien van bijbehorende kaarten zoals Nederland er in 2120 uit zou kunnen zien. Met foto’s en tekeningen proberen ze de huidige en toekomstige situaties te verduidelijken.
Ik zou tegen de samenstellers van dit rapport willen zeggen: inpakken, mooie strik er om en als vertraagd Kerstcadeau naar Mark Rutte sturen! Heeft hij ook een visie!
Mvg Jan
Pisa-rapport over leesvaardigheid, wiskunde en natuurkunde
Lees meer
Nog de beste wensen voor 2020! Een nieuw jaar, een nieuwe maand, een nieuwe blog.
In mijn vorige blog van december 2019 gaf ik aan liever niet terug te blikken, maar juist vooruit te willen kijken. Toch wil ik graag, als taal-, lees- en rekenadviseur, even ergens op terugblikken, namelijk op het Pisa-rapport* uitgevoerd in 2018 en verschenen eind 2019. Pisa* staat voor: Programme for International Student Assessment en is een grootschalig internationaal vergelijkend onderzoek naar de geletterdheid van 15-jarigen op het gebied van lezen, wiskunde en natuurwetenschappen.
Sinds het verschijnen van dit rapport is er veel ophef over de leesvaardigheden van de Nederlandse jeugd. Iedere drie jaar verschijnt er een nieuw rapport over het niveau van de Europese jeugd van 15 jaar. Sinds het vorige rapport in 2015 zijn de leesvaardigheden gedaald. Het gemiddelde leesvaardigheidsniveau van Nederland ligt in 2018 voor het eerst onder het gemiddelde van de 15 EU-landen. De Nederlandse jeugd is in deze drie jaar tijd van de derde naar de negende plaatst gezakt. Ter geruststelling: Nederland staat wel op de eerste plaats bij wiskunde en op de tweede plaats bij natuurwetenschappen.
Volgens de Pisa normering is 24% van de Nederlandse leerlingen onvoldoende leesvaardig (onder niveau 2).
Voor leesvaardigheid worden drie begripsprocessen onderscheiden: Informatie opzoeken, Begrijpen en Evalueren en reflecteren. Nederland scoort lager op het onderdeel Evalueren en reflecteren en hoger dan gemiddeld op Informatie opzoeken. Voor Begrijpen is er geen verschil gevonden.
Verder zijn meisjes zijn in vergelijking tot jongens veel beter in lezen, iets beter in natuurwetenschappen en net zo goed in wiskunde. En hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders, des te hoger de gemiddelde PISA-score voor leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen.
Is er dan niets aan te doen?
Belangrijk zijn mogelijke verklaringen en nog belangrijker de mogelijke oplossingen of aanpak om iets aan deze dalende leesvaardigheid te doen. Een van de mogelijke verklaringen, die in het rapport zelf aan de orde komt, is de motivatie van onze leerlingen. De Nederlandse lezers zijn de minst gemotiveerde van alle PISA-landen. Ook het leesplezier is lager dan in alle andere deelnemende landen.
Een andere verklaring zou volgens het rapport kunnen zijn dat leerlingen minder lezen. Leerlingen lezen minder lange teksten, zoals in boeken, maar steeds meer kortere teksten, zoals in tekstberichten. Door minder diep te lezen neemt hun leesvaardigheid af en wordt teksten begrijpen als moeilijk ervaren en daalt hun motivatie. Andersom kan natuurlijk ook, weinig motivatie om te lezen met als gevolg geringe leesvaardigheid.
Nog een andere verklaring die gegeven wordt heeft betrekking op de geringe aandacht voor leesbeleving of leesplezier. Ook is er weinig aandacht voor het praten over boeken en lezen met leerlingen. Vanuit eigen ervaring kan ik dit bevestigen. In groep drie, vier en vijf is er veel aandacht voor technisch lezen en vaak loopt dit door tot en met groep acht. Vanaf groep vier of vijf komt daar het begrijpend lezen bij. Het technisch lezen aanleren en een acceptabel niveau te halen lukt meestal nog wel, maar de resultaten bij het begrijpend lezen op de basisschool vallen vaak tegen. Gevolg is dat de leraren nog meer aandacht gaan geven aan begrijpend lezen d.w.z. nog meer teksten met nog meer vragen voor de leerlingen.
Ik ben scholen tegengekomen waar ze iedere dag 45 minuten besteden aan begrijpend lezen. Gevolg is dat bijna alle leerlingen (begrijpend)lezen als saai gaan ervaren. Weg leesmotivatie!
Punt van aandacht is ook de vormgeving van het vak (begrijpend) lezen in Nederland. De methodeontwikkelaars hebben het veel te moeilijk gemaakt. Op de eerste plaats hebben ze leesbeleving, technisch lezen en begrijpend en studerend lezen als verschillende vakken neergezet. In mijn ogen is dit een grote fout. Als je leest ben je altijd met alle onderdelen bezig. Je verklankt stil of hardop de letters, woorden en / of zinnen, afhankelijk van je leesvaardigheden. En gelijktijdig weet je geheel of gedeeltelijk wat je leest en stel je je hier iets bij voor. Je kunt je eigen fantasie lekker laten gaan en wegdromen bij het verhaal dat je aan het lezen bent. Leesbeleving ten top. En dit is heel iets anders dan voorbedachte vragen beantwoorden bij een betekenisloze tekst!
Van ex-collega Paul Filipiak heb ik geleerd dat er maar een paar begrijpend leesstrategieën zijn die er echt toe doen. In veel methoden proberen ze de leerlingen een stuk of twintig leesstrategieën aan te leren. Volgens Filipiak** gaat het maar om vier, de 4 V’s te weten: Voorkennis gebruiken, Voorspellen, Visualiseren en Vragen stellen (voor, tijdens en na het lezen). Een leesstrategie moet altijd een hulpmiddel zijn!
Verder kom ik heel sporadisch op een basisschool waar het team volledig werkt vanuit leesplezier en leesbeleving (zie ook Jos Walta, 2011***). Een leraar in Maastricht bijvoorbeeld weet via een groot vraagteken in een vitrinekast in een gang op school de aandacht van de leerlingen te trekken. Een paar dagen later komt er een zwaard bij te liggen, daarna een vreemde puntige hoed, een rond brilletje, een opgezette rat, enz. Dit prikkelt de nieuwsgierigheid en laat de leerlingen zin krijgen in lezen.
Het gezegde ‘zien lezen, doet lezen’ zegt ook al veel. En vanuit mijn eigen ervaringen zowel als ouder, maar ook als adviseur, is mij het volgende bijgebleven: Uit onderzoeken op het gebied van lezen werd vastgesteld dat de omgeving waarin kinderen en leerlingen zich bevinden heel belangrijk is. Is in deze omgeving aandacht voor boeken of zijn in deze omgeving boeken aanwezig en wordt er gelezen thuis of op school of in de vriendenkring, dan heeft dan een positief effect op het lezen van de kinderen en leerlingen. Dus ouders en leraren die lezen geven het goede voorbeeld.
Aan de slag dus, er is werk te verrichten!
Ben nu al benieuwd naar de resultaten van het PISA-2021 onderzoek.
Mvg Jan
Januari 2020
* Link naar Pisa rapport 2018 in vogelvlucht
** Link naar 4 V’s van Paul Filipiak
*** Jos Walta, 2011. Open boek. Handboek leesbevordering. Kinderboekenwinkel de Boekenberg, Eindhoven.
Een verhaal vol hoop, geloof en liefde. Het komt allemaal goed.
Lees meer
In de donkere dagen voor Kerst blikken veel mensen terug op het afgelopen jaar. Afhankelijk van de mindset van de persoon, jij bijvoorbeeld, krijgt dat een bepaalde invulling. Zo kun je terugblikken en je afvragen wat allemaal niet gelukt is? Of wat je niet gedaan hebt. Of wat er allemaal fout is of gaat in Nederland?
Ook heb je op het einde van het jaar allemaal overzichten van het bijna afgelopen jaar met top tienen, honderden of zelfs (twee) duizenden. Alles wat gelukt is of mislukt is komt nogmaals voorbij. Soms tot grote vreugde van iemand, soms tot groot verdriet.
Ik wil liever niet terugblikken, maar juist vooruitblikken. Ik wil geen aandacht vragen voor de problemen waarin we verkeren (oorlogen, migratiestromen, CO2-crisis, stikstofcrisis, PFAS-crisis, bouwcrisis, landbouwcrisis, leesvaardigheidscrisis), maar juist voor de oplossingen die we zoeken en nog gaan zoeken en vinden en deels al gevonden hebben. Ik wil jullie, en mezelf, met een positieve mindset Kerst en Oud en Nieuw laten beleven.
Ik heb de laatste tijd tussen de bovenstaande crisissen door ook zo veel positief nieuws gelezen en gehoord, en daar wil ik jullie deelgenoot van maken. Even een paar van deze berichten.
Heb je ooit gehoord van olivijn*? Nee? Geen probleem, ik tot voor een dikke maand geleden ook niet. Staat er in één keer een artikel in de Volkskrant van 22 oktober onder de kop: Mirakels spul vangt CO2 uit de lucht. Een foto erbij van onderzoeker Jos Vink bij een kubieke meter olivijn. Wat blijkt, 1 kilo van dit gesteente kan ongeveer 1 kilo broeikasgas CO2 opnemen uit de lucht. Het spul is te gebruiken in bijvoorbeeld een spoortalud of in wegbermen. En voor je het weet is de CO2 weg.
En op 7 december staat in dezelfde krant een artikel over het opzuigen of afzuigen van CO2, opslaan in een leeg gasveld en weer hergebruiken als grondstof. De eerste fabrieken die CO2 kunnen opzuigen zijn al gebouwd door Climeworks en al in bedrijf.
Een ander deel van hetzelfde artikel heeft de kop: CO2 het onzichtbare goud. Hierin staat de zoektocht beschreven van verschillende onderzoekers van verschillende universiteiten hoe CO2 weer gebruikt kan worden als grondstof voor nieuwe producten, zoals brandstof of een product als syngas, dat weer een bestanddeel is voor kunstmest. Kortom: Afval bestaat niet meer. Afval is het nieuwe goud, wierook en mirre!
Een veel bekender verhaal is dat van onze ex-student en uitvinder Boyan Slat (25). Vanuit een project onder de naam Ocean Cleanup is hij begonnen met het opruimen van enorme bergen plastic die op verschillende plekken in onze oceanen drijven. Begin oktober komt het goede nieuws dat zijn aangepaste plasticvanger met gigantische vangarmen nu wel werkt.
Nog mooier is het verhaal dat deze jongeman in de tussentijd niet stil heeft gezeten, maar stiekem is verdergegaan met denken. Waarom het plastic pas opruimen als het al in de oceaan terecht is gekomen? Waarom niet eerder? En hoe kunnen we voorkomen dat het plastic überhaupt in de oceanen komt? Dus heeft hij een plasticopvangsysteem bedacht en uitgeprobeerd voor in rivieren. Een paar maanden geleden werd de busachtige rondvaartboot gefotografeerd op een van de Nederlandse rivieren tijdens een try-out. Niemand wist nog wat het was. Inmiddels heeft het vaartuig een naam, te weten Interceptor!
Maar onze ex-student en uitvinder is creatief en denkt verder.
Nu het lukt al het plastic uit oceanen en rivieren te halen zit hij met een berg plastic. Hier heeft hij ook al over nagedacht. Hij is bezig met het hergebruik van plastic voor hoogwaardige producten. Ook dit gaat hem zeker lukken. Hoe weet ik dat zo zeker?
Eind november stond in de krant een artikel over twee broers, York en Milan Ruber. Vanuit hun scriptieonderwerp waren ze aan de slag gegaan om een overjas te ontwerpen. In een exemplaar zitten 22 petflessen verwerkt. Op deze manier wordt afval weer grondstof. De prijs is nog aan de hoge kant, 450 euro, maar dan heb je echt iets zeer trendy en kun je zeggen dat je modebewust en duurzaam bezig bent.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de sedum bushokjes in Utrecht of de water slurpende klinkers die bij hoosbuien razendsnel water opnemen. Door al die berichten krijg je een gevoel dat de mensheid alles aankan, als er maar iemand is die er de schouders onder wil zetten, die er in gelooft, die creatief is en de lef en de moed heeft om er voor te gaan.
Dus heb ik ook al het vertrouwen in de klimaatconferentie COP25 in Madrid, ongeacht de uitkomst. Zolang er mensen zijn zoals Greta Thunberg, Boyan Slat of de gebroeders Ruber dan komt het helemaal goed.
Nu nog even onze onderwijsminister Arie Slob van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vragen de 17 werelddoelen (SDG) in het onderwijscurriculum op te nemen en alle leerlingen, studenten, en leraren kunnen er legaal aan werken tijdens hun reguliere lesuren. Dus zonder te spijbelen. En laat dan de inspectie maar komen om de mooie ideeën, oplossingen en ontwerpen op te halen.
Ik wens jullie een heel creatieve Kerst en een ondernemend Nieuwjaar!
Jan Raemaekers, december 2019
Bronnen: *Wikipedia, olivijn
Opzij, opzij, opzij,
Maak plaats, maak plaats, maak plaats
Wij hebben ongelofelijke haast
Opzij, opzij, opzij,
Want wij zijn haast te laat
Wij hebben maar een paar minuten tijd (tekst Herman van Veen)
Door ons huidige stikstofprobleem is iedereen boos. De boeren zijn boos omdat ze de grootste vervuilers zijn en dus de hoofdverantwoordelijken van het probleem. De bouwers zijn boos, omdat veel kleinere bouwprojecten zijn stilgelegd en omdat niet bekend is hoeveel stikstof ze wel mogen uitstoten. De leerkrachten zijn nog steeds boos, omdat ze meer structureel geld willen voor het onderwijs en een lagere werkdruk. De rest van de Nederlanders is boos op de boeren, de leerkrachten, de bouwers en alle politici in Den Haag die het stikstofprobleem veroorzaakt hebben met de bijbehorende files. De natuurbeschermers zijn boos, omdat de Natura 2000 gebieden onvoldoende beschermd worden.
De regering heeft jaren lang alle waarschuwingen van onderzoekers en natuurverenigingen over stikstof- en CO2-problemen naast zich neergelegd. Alle rapporten met waarschuwingen en aanbevelingen liggen vast nog ergens onder in een la. En nu lijkt iedereen wel boos op elkaar.
Om iets aan het stikstofprobleem te doen zal het kabinet de komen weken en maanden komen met allerlei plannen. Een beetje laat, maar beter laat dan nooit. Een van de ideeën is de snelheid te verlagen van 130 naar 120 km of misschien wel naar 100 km per uur.
Rutte en zijn VVD vonden het in 2010 een goed idee om de maximum snelheid op bepaalde snelwegen te verhogen van 120 naar 130 km per uur. Eerst als proef op bepaalde trajecten. Sinds september 2012 is de standaardlimiet op Nederlandse snelwegen 130km/u. Dit wil niet zeggen dat je overal 130 mag. Er zijn behoorlijk wat uitzonderingen waardoor het nu op de Nederlandse snelwegen een grote chaos is van verkeerborden met 90, 100, 110, 120 en 130 km aanduidingen. Om het nog enigszins te kunnen volgen staat er om de kilometer een heel klein herhalingsbordje met de toegestane maximum snelheid.
De toenmalige argumenten voor het verhogen van de maximum snelheid van 120 naar 130 km per uur waren (waarschijnlijk): het schiet lekker op, je bent sneller van A naar B en dat is beter. Gemiddeld genomen neemt de reistijd met 1% af (volgens de LMS modelberekening). In veel omringende landen was de snelheid ook al 130 km per uur, dus nu sluiten wij er bij aan. Uit onderzoek bleek dat er voldoende draagvlak was, namelijk 60% van de onderzochten was voor verhogen van de maximum snelheid. Op sommige trajecten bleek een lagere snelheid te leiden tot een slechtere doorstroming van het verkeer. En last but not least het was een onderdeel van het VVD-verkiezingsprogramma. En beloofd is beloofd.
Zie voor meer informatie het rapport van Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu, november 2011. Met de titel: Onderzoek invoering verhoging maximumsnelheid naar 130 km/h.
Ook in 2010 zal men geweten hebben dat er ook nadelig gevolgen verbonden zijn aan het verhogen van de maximum snelheid: waarschijnlijk zullen er meer gewonden (stijging van 17 > 34) en dodelijke verkeersslachtoffers (toename van 3 > 7) vallen. Het kost in ieder geval meer gas, benzine en diesel per gereden kilometer. Met als gevolg ook meer uitstoot van roet, stikstof, CO2 en wat verder nog allemaal uit de uitlaat van een auto komt. Dit komt de Nederlandse luchtkwaliteit niet ten goede. In het rapport is te lezen dat de extra CO2-uitstoot als gevolg van de snelheidsverhoging 0,4 miljoen ton per jaar is. Gelukkig past dit “binnen de verwachte doelbereiking van de reductiedoelstelling van het kabinet”. Ook de geluidshinder bij dichtbevolkte gebieden zal toegenomen zijn. En waarschijnlijk zullen er ook wel meer dieren worden aan- of doodgereden.
Ondanks de negatieve gevolgen van het verhogen van de maximum snelheid en de geringe tijdwinst die in Nederland te behalen valt werd de maatregel doorgevoerd. Nu staat Rutte niet bekend om zijn visionaire vergezichten. Hij vindt visie: “een olifant die het uitzicht blokkeert”. Nog geen acht jaar later zit Nederland in een CO2 crisis, een stikstofcrisis en PFAS-crisis en nog veel meer.
Maar Rutte en zijn VVD begrijpen het nog steeds niet. Schiphol mag nog steeds uitbreiden, al dan niet in samenwerking met andere vliegvelden. De Formule 1 komt naar Nederland en ook nog naar het toch al overvolle Zandvoort met alle gevolgen van dien.
Meneer Rutte, er zijn hogere doelen die veel belangrijker zijn, namelijk de 17 werelddoelen. Korte samenvatting: Red de wereld! Ook Nederland heeft een zogenaamde klimaatwet waarin het terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. Alleen doen we net of al die emissies uit- en inwisselbaar zijn. Stop daarmee en kom met een echte oplossing!
Tot slot: ‘elk nadeel heb zijn voordeel’. Ook ik zit, als docent rekenen, veel op de weg (en in de files) en zie dan tot mijn grote ergernis een vrachtwagen een andere vrachtwagen inhalen met een miniem snelheidsverschil. Gevolg: een halve file op de linker rijstrook. Nu kan ik me ergeren, en dat doe ik ook als ik haast heb, maar ik zie ook een mooie rekenopgave ontstaan, namelijk:
Twee chauffeurs moeten met hun vrachtwagens van Maastricht naar Groningen, afgerond een afstand van 400 kilometer. Chauffeur A houdt zich netjes aan de maximum snelheid van 90 km per uur. Chauffeur B weet een snelheid van 93 km per uur te behalen.
Vraag: Hoeveel minuten eerder is chauffeur B in Groningen dan chauffeur A?
Voor het gemak gaan we er van uit dat zich geen files, ongelukken en andere verschillen optreden gedurende de rit.
Het juiste antwoord kun je sturen aan: sh.ondernemendonderwijs@gmail.com
Uit al de inzendingen zal een prijswinnaar worden getrokken die een mooi cadeau krijgt toegezonden.
Mvg Jan
Afbeelding: Overzicht van de maximum snelheid op snelwegen in Europa.
Rapport van Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Onderzoek invoering verhoging maximumsnelheid naar 130 km/h. Samenvattende analyse experiment en uitwerking voorstel landelijke snelheidsverhoging. Datum november 2011.
De afgelopen weken waren verschillende onderwerpen in het nieuws die betrekking hebben op verschillen tussen mannen en vrouw, of meisjes en jongens. Zo is er al een tijdje veel te doen over het wel of niet instellen van een quotum van 30% voor vrouwen in de top van multinationals en andere grote bedrijven en organisaties. Met dit quotum is het mogelijk het glazen plafond voor vrouwen eindelijk te doorbreken.
Een ander voorbeeld speelt zich af op de TU in Eindhoven. Daar heeft het bestuur besloten een half jaar lang alleen maar vrouwelijke hoogleraren en professoren aan te stellen. Dit om ook richting de 30% vrouwen aan de top te komen. Verschillende mannen hebben de rechter gevraagd zich uit te spreken of dit wel mag volgens de wet Gelijke behandeling.
En het derde voorbeeld heeft betrekking op het afschaffen van typisch jongens en meisjes speelgoed. De overheid laat weten plannen te hebben op een verbod op de aanduiding van, of gebruik van de benaming ‘jongens’ of ‘meisjes’ voor bepaald speelgoed.
Door deze berichten en ontwikkelingen moest ik terugdenken aan een klein eigen literatuuronderzoek dat ik in het kader van mijn opleiding Onderwijskunde ooit heb uitgevoerd. Dit onderzoek was gericht op het ontstaan van verschillen tussen jongens en meisjes. Van alle literatuur die ik toen gelezen heb zijn me een paar zaken bijgebleven. Een daarvan was een onderzoek waaruit bleek dat jongens een paar minuten langer de fles of borst kregen in vergelijking met meisjes.
Weer een ander onderzoek toonde aan dat jongens iets verder weg mochten kruipen of lopen bij hun moeder alvorens ze werden teruggeroepen in vergelijking met meisjes.
En uit Duits onderzoek bleek dat jongens en meisjes systematisch ander speelgoed werd aangeboden om te spelen. Zogenaamde geslachtspecifiek speelgoed. In het Duits een heerlijke tongbreker. Spreek maar eens hardop uit: Geschlechtsspezifisches Spielzeug. En gelukt?
Jongens spelen met auto’s en blokken, spelen buiten en zijn stoere superhelden. Meisjes spelen met poppen met roze kleren en kralen, huilen snel en spelen binnen. Dit is het traditionele beeld en de opvatting van veel (hoeveel?) ouders, zeker vroeger. Dit is volgens mij een van de redenen waarom er nu zo’n grote maatschappelijke verontwaardiging is. Op sociale media gaat men volop tekeer. De achterliggende vraag is: Is bij de keuze van speelgoed sprake van erfelijke factoren of van opvoeding? Of van beide? Maakt het wat uit met welk speelgoed ik mijn kind laat spelen en welke taal ik daarbij gebruik? En kunnen we het ons als maatschappij nog veroorloven om deze verschillen aan te brengen?
Opdracht. Zie wat er dan gebeurt in filmpje 1 waarin een jongen en een meisje van kleren en naam wisselen en filmpje 2 waarin basisschoolleerlingen beroepen mogen tekenen. En wat is nu jouw antwoord? Nature of nurture?
In mijn ogen is taal heel belangrijk en opvoeden eveneens. Opvoeden is of je het nu wil of niet een van de bekendste vormen van gedragsbeïnvloeding (socialisatie of misschien wel indoctrinatie) om het gewenste gedrag te bevorderen. Voordoen, samen doen, nadoen is pedagogisch en didactisch heel effectief. Het voorbeeldgedrag van ouders of opvoeders (en later leeftijdgenoten/vakgenoten), inclusief hun taalgebruik, is ongelooflijk belangrijk tijdens de eerste jaren van zoon of dochter. Zij kijken dit gedrag af en kopiëren het. Herinner je je nog de foto een paar jaar geleden van de Feyenoordsupporter met een peuter op de arm die beiden een middenvinger opsteken?
Nog een voorbeeld uit mijn literatuuronderzoek: Op de traditionele meisjesscholen (MMS) kozen de meiden gewoon het vak wiskunde en waren daar ook goed in. Na het gezamenlijk naar school gaan van de jongens en meisjes, na de invoering van de Mammoetwet in 1968, kozen steeds minder meiden voor het vak wiskunde.
In Frankrijk hebben speelgoedfabrikanten en regering samen besloten speelgoed niet meer in te delen naar geslacht. In Engeland is reclame met geslachtsstereotypen al lang verboden. Op sommige Zweedse scholen hebben ze besloten alle geslachtsgebonden woorden, afbeeldingen en speelgoed te verbieden (zie filmpje 2). Docenten en pedagogen op school mogen deze woorden dus niet meer gebruiken tijdens de lessen en bepaalde woorden en afbeeldingen zijn uit het curriculum van school gehaald. Dit lijkt in eerste instantie een wat extreme keuze, maar de kracht van taal en beelden is heel erg groot.
Test: Wat zijn de eerste drie woorden waar je aan denkt bij het woord Napoleon?
De kans is groot dat na Frankrijk en generaal het woord klein zal verschijnen (óf snoepje, geel en zuur). Nu had Napoleon een normale gemiddelde lengte voor die tijd, maar de Engelse wisten het nepnieuws te verspreiden dat Napoleon maar een klein mannetje was. Voor een klein mannetje waren de Engelse soldaten mogelijk minder bang. Dit zogenaamde framen of kaderen is uitstekend gelukt, twee eeuwen later denken we nog steeds dat Napoleon een onderdeurtje was.
Ik denk persoonlijk dat het goed is speelgoedfabrikanten en curriculumontwikkelaars (aanvullende) richtlijnen te geven over wat ze wel of niet op de verpakking of in de schoolboeken mogen zetten. Ik denk ook dat het goed is de geschreven en gesproken taal weer eens goed tegen het licht te houden en zorgvuldige en verantwoordelijke keuzes te maken. Ik denk daarnaast dat het goed is gendervrij op te voeden. In veel gevallen is het niet belangrijk om te weten dat vroeger dit speelgoed of deze activiteit meer door jongens of meisjes werd gebruikt of gespeeld. Gender casu quo geslacht is een belangrijke component in de identiteitsontwikkeling en –beleving. Juist daarom is het belangrijk dat we kinderen de kans geven zich te ontwikkelen met alle mannelijke en vrouwelijke aspecten die zij in zich hebben. Het gaat om het erkennen van de complete diversiteit die er is. Uitgaan van verschillen. Zie link 1 en 2 onderaan mijn blog.
Om dit voor elkaar te krijgen lijkt mij een nieuwe emancipatiegolf noodzakelijk. Emanciperen is in dit geval tevens innoveren. Er is veel creativiteit en flexibiliteit nodig om deze golf de juiste beweging te laten maken. We kunnen ons als maatschappij niet meer veroorloven individueel talent te verspillen door speelgoed in roze kleren of superhelden met een zwarte cape.
Tot slot zie filmpje 3 van Russel Howard: Why are girls' toys patronising and shit?
Dat zegt mijns inziens genoeg!
Mvg
Jan Raemaekers
Link 1 naar Genderneutraal: Wat is Genderneutraal opvoeden nou weer?
Deze blog gaat over een project van de Hanover Primary School, adres Noel Road, Islington, London N1 8BD, UK.
Waarom nu juist dit onderwerp? De afgelopen jaren is het team van de BS De Kruisboelijn in Den Bosch bezig steeds meer werk te maken van het samen buiten leren. Leren buiten de vier muren van de school. Sinds januari is OO ‘sH betrokken bij de ontwikkeling, uitvoering en borging van deze manier van leren.
OO ‘sH heeft in de eerste maanden van 2019 een Erasmus+ subsidieaanvraag ingediend voor een tweejarig project gericht op buitenschools leren. Begin juli 2019 is daar een voorlopige goedkeuring van binnengekomen. Maar helaas kregen we begin september te horen dat het project toch niet door de 2e ronde is gekomen en we dus geen Europese subsidie hiervoor zullen krijgen. Ondanks deze tegenvaller gaat Ondernemend Onderwijs ‘sH gewoon door met het stimuleren en ondersteunen van innovatieve ontwikkeling in en rond het onderwijs, waaronder het buitenschools leren!
Begin juli was ik met een vriend in Londen en liep langs Canal 6 vlak bij het City Road Basin. Door bijna heel Engeland vind je nog smalle kanalen van vroeger, waar boten over zogenaamde jaagpaden werden getrokken door paarden of mensen. Die boten zijn ongeveer twee meter breed en vijftien meter lang. De jaagpaden (towpath) worden nu gebruik door wandelaars en fietsers. Veel jongeren zitten aan de rand van het kanaal in de zon en lezen een boek.
Op onze weg van het hotel naar onze stamkroeg Earl of Essex maakten we gebruik van dit jaagpad en zagen de bloembakken staan met bijbehorende teksten en foto’s. Wat blijkt, ook in Engeland zoeken basisscholen naar contacten met de gemeenschap om samen betekenisvolle, maatschappelijk relevante onderwerpen aan te pakken. De Hanover Primary School heeft samen met de Canal en River Trust dit jaagpad weer opgeknapt en voorzien van perken met bloemen en gewassen.
De Hanover Primary School ligt midden in de stad en heeft weinig plaats. Als je Google maps bekijkt kun je zien dat ze zelfs het dak van de school gebruiken als basketbalveldje. Met enig zoekwerk op internet vind je het Boating Bulletin van maart 2014 van de Canal & River Trust. Hierin is een stukje over dit project opgenomen. Zie link.
Voor nu genoeg hierover. Mijn advies is tweeledig: probeer met je eigen leerlingen en team ook meer naar buiten te gaan om te leren. En als je een keer in Londen bent, loop langs Canal 6 en ga lekker zitten op een bankje en geniet van wat de schoolkinderen daar hebben aangelegd samen met heel veel anderen uit de omgeving.
Met vriendelijke groet,
Jan Raemaekers
Link naar toelichting project Canal & River Trust BOATING BULLETIN London maart 2014
De eerste blog na de zomervakantie is -of lijkt- voor mij altijd de moeilijkste. Dit komt niet omdat ik weer op gang moet komen of nog te veel in vakantiemodus ben, maar meer door de keuze van het onderwerp. Nee, niet het ontbreken van een onderwerp, maar veeleer het te grote aanbod van onderwerpen.
In juni ging mijn laatste blog over de zoektocht van de hogescholen hoe hun onderwijs aan te passen aan de eisen van de toekomst. Maar een persoonlijk onderwerp waar ik toen zeker ook graag over had willen schrijven is de Zeearend van Lierop.
Ik was in juni j.l. namelijk met de familie aan het wandelen in de omgeving van Lierop. Wandelen is voor mij puur genieten. Als amateur ornitholoog vind ik vogels kijken en luisteren tijdens het wandelen het mooiste van een vakantie of een weekend. Tijdens deze wandeling door bossen en langs vennen, zien we in de verte een man staan met een joekel van een verrekijker. Tijdens het passeren vraag ik of hij nog wat gezien heeft. “Ja zeker” zegt de man “een zeearend.” Vol ongeloof mogen we door zijn kijker dit wonder der natuur aanschouwen. Met het blote oog niet te zien, maar aan de overkant van het ven zit inderdaad een prachtige zeearend** rustig voor zich uit te kijken. In Lierop beste lezers, in Lierop!
Net voor de vakantie kwam ook nog een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) uit over wat Nederland voor de Nederlanders betekent**. Dit onderwerp zou prima kunnen passen binnen Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) waar wij als OO ‘sH in Den Bosch zo nauw bij betrokken zijn. Helaas geen aandacht aan kunnen besteden.
In de vakantie stapelden de onderwerpen zich verder op.
Op tv zag ik een uitzending van een Juf in Amsterdam die op straat lesgeeft aan kinderen, onder de toepasselijke naam: Juf op straat.
En in de krant las ik een artikel over een (nationale) Boomklimdag.
Beide onderwerpen passen prima in de ontwikkelingen van Samen Buiten Leren van BS De Kruisboelijn en de Erasmus+ aanvraag over Outdoor Learning van Campus aan de Lanen en Ondernemend Onderwijs ‘sH.
Verder heb je in de zomer natuurlijk een hele berg aan grote sportevenementen.
Max Verstappen die de grote prijs van Oostenrijk voor de tweede keer op zijn naam schrijft. En hoe! Uiteraard Wimbledon en de Tour de France. Maar het meest in het oog springende sportevenement was toch wel het Wereldkampioenschap voetbal voor vrouwen in Frankrijk. De Nederlandse dames hebben daar een prestatie van formaat geleverd. Ze hebben historie geschreven waar we over twintig jaar nog over zullen praten. Nieuwe sporthelden zijn geboren. Van der Gragt, Groenen, Van Veenendaal, Van de Sanden, Martens, Miedema, Roord, Bloodworth, enzovoort, voorbeelden voor een hele generatie jonge meisjes en jongens. Trefwoorden: Onverzettelijkheid, geef nooit op, samenwerken, vechtmachine. En (bijna) alles is bereikbaar. Dank aan onze Leeuwinnen!
En dan is het terwijl ik dit schrijf pas 7 juli. Wat staat ons nog verder te gebeuren deze zomer?
Met vriendelijke groet,
Jan Raemaekers
*
** Wat maakt Nederland tot Nederland? Lees meer
In de Volkskrant van zaterdag 8 juni 2019 schrijft Aleid Truijens een artikel met de kop: ‘We stevenen af op een onderwijsramp, maar niemand ligt er wakker van’. Ze houdt hierin een pleidooi om in het onderwijs niet allerlei verschillende ideologieën te volgen zonder dat er voldoende wetenschappelijk bewijs is dat deze ook effectief zijn. Ze noemt onder andere probleemgestuurd leren, hart-breinleren of 21th century skills. Ik geef haar daarin volledig gelijk.
Hoe kan dat dan dat Ondernemend Onderwijs het ook altijd heeft over het belang van deze 21e eeuwse vaardigheden (zie afbeelding)? In feite geeft Aleid Truijens zelf het antwoord. Zij doet een oproep om veel aandacht te schenken aan taal, schrijven en rekenen. Deze zogenaamde basisvaardigheden moeten uiteraard een belangrijke plaats in blijven nemen in het onderwijs. Daarom staan ze in de onderstaande afbeelding ook in het midden, ook in het onderwijs van de 21e eeuw. Ze vormen de basis van het verdere leren, leren leren en leren leven.
Ondernemend onderwijs moet ook kritisch zijn en blijven op ontwikkelingen in het onderwijs. Toch zal het onderwijs moeten zoeken hoe ze mee kan werken aan de snel veranderende maatschappelijke eisen en ontwikkelingen. En dat zijn er veel.
De laatste tijd ben ik bij verschillende bijeenkomsten geweest die hiermee te maken hebben. Ik wil dit dan ook graag met jullie delen.
In mei j.l. heeft OO ‘sH zelf een bijeenkomst georganiseerd over De Hybride Werknemer. Onze gastspreker Anja Hendriks, zelf een hybride werknemer, schetste daar een beeld waarin een toename te zien was van het aantal hybride professionals. Het gaat hier niet alleen om jonge werknemers die verschillende werkplekken hebben en nog bezig zijn met de opbouw van hun carrière, maar ook oudere werknemers die doelbewust werkzaam zijn bij twee verschillende werkgevers. Dit met name om al hun talenten te kunnen benutten.
Een paar dagen na deze bijeenkomst kreeg ik een onderzoek toegestuurd over de hybride opleiding en een uitnodiging om te komen naar een werkveldsessie met de werktitel Learning Society van en bij Fontys Hogeschool in Tilburg. Deze had als doel het vaststellen van actuele ontwikkelingen en toekomstperspectieven ten aanzien van leren en ontwikkelen in het onderwijs en bedrijfsleven. Tevens wilde Fontys een indicatie krijgen van de arbeidsmarktbehoefte van de nieuwe opleiding die Fontys Hogescholen aan het ontwikkelen is.
Ook Fontys is net als de HAS en Avans Hogeschool op zoek naar de opleiding van de toekomst. Hoe ziet die er uit?
Fontys is van plan een soort hybride opleiding neer te zetten, waarbij de leraar van de toekomst een soort specialist is op het gebied van onderwijs en leren. Eerst een gezamenlijk jaar zonder specialisatie. Daarna een driejarig keuzetraject met verschillende uitstroomprofielen.
Voor mij nieuw is met name de zoektocht om het bedrijfsleven hierbij nadrukkelijk te betrekken. Een groot deel van de opleiding zal zich in de bedrijven en externe organisaties afspelen, waaronder scholen. Leren op de werkvloer. De opleiding zal niet alleen opleiden tot de Leraar van de toekomst, maar deze hybride professional kan ook werkzaam zijn als innovator in het bedrijfsleven. Of verbinder in het opzetten van trainingen. Of adviseur bij het schrijven van een beleidsnotitie over duurzaam ontwikkelen. Kortweg: een opleiding richting een hybride carrière.
En vorige week kreeg ik een uitnodiging om deel te nemen aan een Webinar van Fontys Hogeschool over het onderwerp: ‘De toekomst van flexibel onderwijs bij Fontys’.
Na bijna drie jaar experimenteren in pilots bij 37 deeltijdopleidingen heeft Fontys een gezamenlijke visie op flexibel onderwijs geformuleerd. Fontys wil mensen die werken en een opleiding willen volgen de kans geven dit te doen op de eigen werkplek. Deze nieuwe studenten kunnen de zogenaamde Leeruitkomsten (LUKs) halen door samen met een coach van de Fontys een plan op te stellen. Dit plan past precies in en bij het werk van deze student-werknemers. Zo profiteert niet alleen de student of de Fontys, maar ook de werkgever van deze hybride opleiding.
Wat ik dus zie is dat veel, zo niet alle opleidingen op zoek zijn hoe zij zich kunnen transformeren richting de opleiding van de toekomst. Niemand weet precies hoe die er uit moet zien, maar het is goed alvast te experimenteren. Ook is het goed dat de opleidingen als Fontys en Avans daar direct een onderzoek aan koppelen naar de effecten van deze veranderingen. En ook is het goed gebruik te maken van wat wetenschappelijk al lang is aangetoond.
En speciaal voor Aleid heb ik nu mijn lees- en schrijfvaardigheden weer eens lekker kunnen toepassen, maar ook mijn creativiteit, kritisch denken en samenwerken!
M.vr.gr. Jan
Lid Programmateam OO ‘sH
Link naar Eindadvies Platform Onderwijs 2032
Link naar Webinar 'De toekomst van flexibel onderwijs bij Fontys':
Enkele weken geleden, begin mei, kwam een VN rapport uit over het verlies van de biodiversiteit in de wereld. Dit rapport schets een zeer verontrustend beeld van de wereldwijde terugloop van de natuur. Dit rapport van de VN-commissie IPBES (het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten) is een echt zwartboek. De wetenschappers schetsen een git en git zwart beeld van onze aarde als de mensheid doorgaat, zoals nu het geval. Door het uitsterven van steeds meer planten en dieren bedreigt de mensheid haar eigen voortbestaan. Je kunt wel zeggen dat het rapport een echte wake-up-call is.
Het rapport doet me denken aan het rapport van de Club van Rome uit 1972*. Ook in dit rapport waarschuwen wetenschappers dat de mensheid bezig is met de uitputting van de aarde. Het rapport draagt de titel De Grenzen aan de groei (“The Limits to growth: a global challenge”)**. Het rapport heeft grote invloed gehad op het milieubewustzijn.
Jan, jouw blog moet wel stimulerend werken! Toch?
Jan, ik wil geen nieuwe depressie!
Jan, waar wil je naar toe?
Het VN-rapport stopt gelukkig niet bij het alleen maar signaleren wat niet goed is. De schrijvers van het rapport roepen op tot gezamenlijke actie voor het echt te laat is. De mensen moeten wereldwijd in actie komen om het biodiversiteitsverlies te stoppen en te werken aan herstel van natuur.
Makkelijk gezegd! Hoe pak je dit aan? Hier een voorbeeld.
Een paar weken geleden was ik op BS De Kruisboelijn in Den Bosch betrokken bij de voorbereiding van het project de Vreedzame school neemt de wijk. Dit is het laatste project van dit schooljaar. De leerkrachten van de middenbouw wilden aan de slag gaan met het VN-rapport en de terugloop in biodiversiteit. Eerst moest ik even slikken en dacht: “Moeten we onze kinderen van de groepen 4, 5 en 6 wel belasten met zo een zwaar onderwerp?”
Gelukkig wisten de leerkrachten er een hele mooie draai aan te geven, ongeveer met de volgende redenering: Het gaat niet goed met de planten en dieren op de wereld. En dus ook niet in onze wijk. Als we nu samen met de leerlingen eens plantjes gaan zaaien op school, ze opkweken en gaan uitplanten in de voor- of achtertuinen van mensen in onze wijk De Kruiskamp. Van de plantjes profiteren dan ook weer de insecten.
Bijkomend voordeel en doel van het project is dat de kinderen en leerkrachten van de (vreedzame) school kennismaken met de bewoners van de wijk en andersom.
Wat een mooi en prachtig initiatief! Wat een simpele manier om van een zwartboek een witboek te maken. Niet bij de pakken neerzitten, maar direct overgaan tot actie.
Toeval of niet, De Kruisboelijn heeft in het verleden veel NME (natuur- en milieu educatie) materialen aangeschaft. Hier zitten ook zaaibakken en kweekbakken bij plus harkjes, schepjes, bodemthermometers, enzovoort. Kortom alles wat je nodig hebt om van een piepklein zaadje een mooi plantje te maken.
Geen tijd te verliezen en aan de slag!
Mvg Jan
* Link naar rapport Club van Rome
**Link naar VN-rapport “The Limits to growth; a global challenge”
Minister Slob houdt werkdruk in stand.
Hybride-docent dé oplossing?
In eerdere blogs heb ik al verschillende keren aandacht besteed aan de werkdruk in het onderwijs. Minister Slob heeft de reeds eerder toegekende miljoenen voor het bestrijden van de werkdruk naar voren gehaald op zijn begroting. Deze gelden komen nu dus sneller ter beschikking van de onderwijspraktijk.
In gesprekken met mensen uit het onderwijsveld blijkt dat de meeste scholen het liefst een of twee collega-leerkrachten erbij zouden willen hebben om zo de werkdruk te verlichten. Helaas zijn de leerkrachten op, dus dat gaat niet lukken. Op de tweede plaats willen de schoolteams graag een paar klassenassistenten erbij, maar ook die zijn moeilijk te krijgen. Op de derde plaats staat een (extra) conciërge of administratieve ondersteuning.
Hoe begrijpelijk ook, onder al deze voorstellen schuilt een dikke vette adder!
Mijn vrouw wees me er laatst fijntjes op dat de bovenstaande manier van denken (het inzetten van meer handen) het echte probleem van de werkdruk niet aanpakt, en erger nog gewoon in stand houdt of zelfs nog erger maakt. Door de extra handen in of buiten de klas kan een schoolteam mogelijk de werkdruk iets beter aan of verlichten, maar de omvang van de hoeveelheid te verwerken werkzaamheden (vaak administratieve handelingen) blijft daarmee gelijk of neemt zelfs toe.
Dus beter is iets te doen aan de omvang van dat wat de werkdruk veroorzaakt.
‘Volg een lean-traject’* was haar advies.
Mijn vrouw staat in haar advies niet alleen. Een mooie uitspraak, die wordt toegekend aan Einstein, luidt: ‘Als je blijft doen wat je altijd gedaan hebt, blijf je krijgen wat je altijd gekregen hebt.’
Ik weet dat scholen en bedrijven niet zo maar vergelijkbaar zijn. Dus oplossingen uit het bedrijfsleven werken niet altijd in het onderwijs. Ik weet ook dat het in elkaar zetten van een product iets anders is dan kinderen iets leren. Toch denk ik dat er lessen te leren zijn.
Het belangrijkste op een school is het leerproces van de leerlingen. Belangrijkste persoon om dit te realiseren is de leraar. Belangrijk is dus het lesgeven van de leraar te optimaliseren.
Aan dit proces moet iedereen in de omgeving van de leraren meewerken, inclusief de leraar zelf.
Hoe pak je dat aan?
Centraal in Lean staat het tegengaan van verspilling.
Er zijn zeven vormen van verspillingen, te weten: wachten; transport; voorraad; beweging; overprocessing; overproductie en defecten.
Pak wachten: wachten door leerlingen is niet bevorderlijk voor het leerproces. Maar ook wachten van leraren op nieuwe en betere onderwijsmethodes of software is niet bevorderlijk voor het lesgeven van de leraar.
Of kijk naar overprocessing: in het voorgezet onderwijs maken de leerlingen gemiddeld tussen de 140 en 200 toetsen per jaar. En de docenten moeten die dan natuurlijk ook weer nakijken. Over werkdruk gesproken. Waarom doen leraren dit de leerlingen en zichzelf aan?
Volgens de onderwijsinspectie komt een deel van de administratie niet op conto van de overheid, maar op conto van het eigen schoolbestuur. Ook leggen individuele scholen zichzelf eigen administratieve afspraken op. Waarschijnlijk levert passend onderwijs ook een grotere administratieve werkdruk op.
Daarnaast is elke school steeds meer verweven met een groot aantal andere organisaties en instellingen. En bijna elk overleg gaat gepaard met een verslag voor in het archief.
Zo komen we natuurlijk nooit van de werkdruk af in het onderwijs. Het zal dus echt anders moeten.
In een uitzending over China stond op een muur: ‘Innovate or die’. Zo’n vaart zal het met ons onderwijs niet lopen, maar soms is een kijkje in de keuken van het bedrijfsleven, zoals mijn vrouw zegt, zo gek nog niet.
En als het onderwijsveld dit heel letterlijk neemt krijgen we er wellicht hybride-docenten* voor terug: leraren die leren en werken in het onderwijs én bedrijfsleven, en werknemers uit het bedrijfsleven die deels werkzaam zijn in het onderwijs.
Mogelijk is het onderwijs dan niet alleen van de werkdruk af, maar ook van het leraren tekort!
Mvg Jan
*Link naar:
Ergens in september 2018 start een 15 jarig meisje met een actie voor een beter klimaat. Ze verwijdt de huidige politici dat ze te weinig aandacht besteden aan het verbeteren van het klimaat en dus aan haar toekomst. Volwassenen verpesten volgens haar de toekomst. Haar naam is Greta Thunberg en ze zit op de stoep voor het Zweedse parlementsgebouw. Naast haar staat een bord met daarop de tekst: Skolstrejk för klimatet of te wel Schoolstaking voor het klimaat. Greta hoopt dat de mensen door haar actie meer over het klimaat gaan praten en dat de politici het klimaat de hoogste prioriteit gaan geven.
Heel langzaamaan verspreidt haar actie zich over Europa. Na België lopen de Nederlandse scholieren zich warm. Eerst een paar scholieren op een donderdagmiddag. Op initiatief van leerlingen van de Daltonschool in Den Haag vinden er op donderdag 7 februari en 14 maart 2019 klimaatmarsen plaats. Dan zijn de aantallen al gegroeid richting tien tot vijftien duizend scholieren en studenten.
Ook scholieren vanuit het voorgezet onderwijs uit Den Bosch zijn op het Malieveld aanwezig. En nog steeds trekt de actie van de scholieren en studenten de aandacht van het publiek.
In Nederland richt de aandacht zich in eerste instantie niet op het milieu, maar op het spijbelen van de scholieren. Zelfs de minister van onderwijs Arie Slob maant de jongeren om het niet te bont te maken. Hij noemt de klimaatactivisten: spijbelaars. Hij vindt het prima dat de scholieren actievoeren voor het klimaat, maar volgens hem kan dat beter op een zaterdag, dan hoeven de scholieren niet te spijbelen. Scholieren mogen officieel niet staken, maar omdat veel scholen toestemming geven is er officieel geen sprake van spijbelen.
Arie, laten we het eens positief bekijken!
Wat mij vooral aanspreekt is de actiebereidheid en ondernemendheid van deze generatie jongeren. In korte tijd weten enkele enthousiaste scholieren een protestmars te organiseren waar 15.000 scholieren op afkomen. Dat is al heel knap.
Daarnaast zijn de protestacties vreedzaam verlopen. Geen auto’s of winkels zijn vernield. Ook dat is knap, zeker als je kijkt wat er allemaal met de gele hesjes in Parijs gebeurt.
Ook met de creativiteit van onze scholieren zit het wel goed. De uitspraken en leuzen op de spandoeken zijn goed gevonden. Van serieus tot zeer ludiek. Hier enkele voorbeelden: Climate change is real! tot Ride dicks not cars! Of: Hoe warmer de aarde, hoe minder koud ons bier, Fuck me, not de climate en Save the earth it is the only planet with chocolate.
En tot slot nog iets opmerkelijks. Minister Slob wilde vorig jaar meer aandacht voor het vak Burgerschap in het basis- en voortgezet onderwijs. De vraag is of hij dit nu na deze klimaatmarsen nog steeds nodig acht.
Transfer, het toepassen van geleerde vaardigheden buiten de les, is een van de moeilijke onderdelen van het lesgeven en het leren leren. In mijn ogen zijn naast de scholieren ook de docenten hiervoor geslaagd. Petje af! Chapeau!
Viva la revolución!
Met vriendelijke groet,
Jan
* Link naar artikel inclusief filmpje waarin Greta Thunberg zelf aan het woord komt.
Weg met ongezond eten, drinken en snoep op school!
Lees meer
Op 16 januari 2019 vinden in de Willem II concertzaal in Den Bosch de eindpresentaties plaats van 72 3e jaars Fontys Pabo-studenten. Tijdens de bijeenkomst organiseert Ondernemend Onderwijs ‘sH een quiz met leerzame vragen onder de titel: ‘Petje op en Petje af, maar dan zonder Petje!’. Alle 200 aanwezigen mogen meedoen. Ze krijgen telkens een vraag voorgeschoteld waarbij ze hun rechter- of linkerhand moeten opsteken om het juiste antwoord te geven. Na de vijfde vraag zijn er nog drie 2e jaars studenten van Pabo Den Bosch over. Jacques de Vocht is de enige die de zesde vraag goed weet te beantwoorden en hij is daarmee winnaar van de quiz. Hij kan kiezen uit vier prijzen, te weten:
Zonder al te veel na te denken kiest hij voor een blog geschreven door Jan.
Op het einde van de bijeenkomst spreek ik Jacques even en vertel hem dat hij een onderwerp naar keuze mag aanreiken voor mijn blog en dat ik deze dan (voor hem) zal schrijven. Een dag later ontving ik van Jacques al een mail met een onderwerp waar hij graag mijn visie en of mening over wilde zien in de blog. Hij schreef:
‘Wat is de rol van een (basis)school m.b.t. voeding, gelinkt aan het klimaat. Steeds vaker hoor je dat vlees eten erg slecht is voor het klimaat (zie bijvoorbeeld dit artikel van de NOS). Ikzelf merk dat ik steeds bewuster bezig ben met het klimaat en de rol van voeding die daarin meespeelt. Hopelijk kun je iets met dit onderwerp. Ik vind het erg leuk dat ik een suggestie mag geven voor een onderwerp daarom nogmaals bedankt!’
Toeval of niet, maar net die dag stond een groot artikel in de Volkskrant met de titel: Radicaal ander dieet kan de wereld voeden. Subtitel: Wetenschappers: enige kans op leefbare aarde in 2050.
Voor de zekerheid heb ik bij Jacques nog even nagevraagd waar zijn belangstelling voor het onderwerp vandaan kwam, door hem onderstaande vraag te mailen:
‘Heb je zelf, behalve bewust eten en het minder belasten van het klimaat, nog iets met dit onderwerp? Ik denk aan eventuele lessen die je geeft op de basisschool tijdens je stages? Of kom je van een boerenbedrijf? Of anderszins?’
Zijn antwoord hier was: ‘Nee, ik heb niet perse veel binding met dit onderwerp. Wel heb ik vorig jaar op een gezonde school stage gelopen, daar werd alleen maar gezond getrakteerd en mochten de leerlingen geen koek of dergelijke mee naar school. Ik had hierbij een dubbel gevoel, enerzijds vind ik het goed, de leerlingen leren gezond te eten, anderzijds vind ik dat een feestje best gevierd mag worden met een lekkere versnapering. Het lijkt mij erg lastig om hier een wijze keuze in te maken als school.’
Uiteraard heb ik daarop weer kort gereageerd. ‘Als ik directeur van een basisschool zou zijn dan zou er bij feestjes ook gezond getrakteerd worden. Kinderen en volwassenen worden veel te dik, bewegen te weinig, met alle gevolgen van dien. Als je nu kinderen vraagt: Waar denk je aan bij je verjaardag, Sinterklaas, Kerst, enz. zit bij de eerste drie antwoorden iets van snoep, eten en cadeaus. Om onze planeet te redden en dus de toekomst van onze kinderen veilig te stellen, zal er echt rigoureus iets moeten veranderen. Dus gewoon een mandarijn met Sinterklaas, tomaatjes met de verjaardag, enz.’
Nu echt naar het onderwerp voeding. Volgens een artikel in het gezaghebbend medisch tijdschrift de Lancet moeten we drastisch anders gaan eten: minder suiker, minder vet en zuivel en veel minder vlees. Klinkt bekend in de oren! Toch?
Een groot deel van de mensen is ondervoed, zo’n 800 miljoen. En een nog groter deel van de mensen, ruim twee miljard, heeft last van overvloed. Probleem in het westen is vooral hoe we de mensen hier zover krijgen dat ze minder en gezonder gaan eten. Het gaat naast bewustwording om een attitudeverandering, en die is meestal lastig te realiseren. Gaan we snoep, cola en vlees verbieden?
Hier komen we bij een deel van het antwoord. Thuis kunnen ouders een grote invloed hebben op het eten en drinken van hun kinderen. En zelf kunnen de ouders het goede voorbeeld geven. In plaats van cola drink je een glas water bij het eten. Scheelt weer 7,5 klontjes suiker. En op school kunnen bestuur, directie en docenten in overleg met de ouders eveneens besluiten voor een gezonde en in mijn ogen daardoor ook voor een veilige school. Veiligheid gaat verder dan geen wapens mee naar binnen, een antipestprogramma en het niet in elkaar geslagen worden, maar heeft ook te maken met het beschermen tegen ongezond drinken, eten en snoepen. Weg met al die frisdrankautomaten op school. Weg met het broodje frikandel en kroket in de kantine. En ook weg met de mobiele frituur net buiten het schoolplein, zoals in Venlo. Dit hoort bij de opvoeding van onze kinderen, van onze leerlingen, van onze studenten. En als we daarmee in Nederland nu beginnen, dan hebben we in 2050 misschien genoeg te eten voor 10 miljard mensen, zonder dat we het milieu zwaar overbelasten. Een echte win-win situatie zou ik zeggen.
En wat denk jij Jacques?
Mvg Jan
Deze blog is mede tot stand gekomen in samenwerking met Jacques de Vocht, 2e jaars student van de Fontys HKE (Pabo) in Den Bosch. Hij won als prijs een blog van Jan. Jan schrijft als lid van het Programmateam van OO ‘sH een à twee blogs per maand over alles wat hem op het gebied van onderwijs opvalt.
Het is niet te geloven, maar Ondernemend Onderwijs bestaat nu al 5 jaar. Hiep hiep hoera! Ooit begonnen als gesubsidieerd project van de gemeente ’s-Hertogenbosch, is de Stichting Ondernemend Onderwijs ‘sH nu uitgegroeid naar een bijna niet meer weg te denken netwerkorganisatie in de Bossche samenleving.
Ik hoor u denken: ‘Waarom heb ik nog nooit gehoord van Ondernemend Onderwijs? Zeker als het een niet meer weg te denken netwerkorganisatie is.’ Mogelijk komt dat omdat Ondernemend Onderwijs ‘sH een netwerkorganisatie is die zelf niet zo nodig op de voorgrond hoeft te treden.
Ondernemend Onderwijs is een soort katalysator, die ervoor zorgt dat de andere partijen goed functioneren en hun doelen halen. Dat is ook precies waar Ondernemend Onderwijs (OO) voor is opgezet: het stimuleren van ondernemendheid in de regio Den Bosch, door samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt, in de breedste zin van het woord!
Eind 2013 had de gemeente een ondernemend onderwijs project op het oog voor de duur van twee jaar. En zoals elk goed projectteam hebben wij op het einde van die twee jaar geprobeerd onze verworvenheden te borgen en Ondernemend Onderwijs goed proberen te verankeren, zodat het niet na een paar maanden weer vergeten zou zijn. Nou, dat verankeren in de regio Den Bosch binnen 2 jaar, is niet gelukt. Wat toen wel is gelukt, is om er nog een jaar aan vast te plakken en goed na te denken hoe we dan wel de verworvenheden goed kunnen blijven overdragen.
Na diverse initiatieven voor borging is eind 2017 besloten een Stichting Ondernemend Onderwijs ‘sH op te richten, om op die manier blijvend de ruimte voor ondernemendheid vorm te geven. Ook heeft de gemeente Den Bosch het begrip Ondernemendheid opgenomen in de Bossche Educatieve Agenda (BEA). Hiermee loopt de gemeente voor op de landelijke beleidsmakers in Den Haag, die het niet aandurven het begrip Ondernemendheid op te nemen in het curriculum van het PO en VO. Iets wat bijvoorbeeld Denemarken al ruim 10 jaar geleden wel gewoon heeft gedaan.
Inmiddels heeft Ondernemend Onderwijs een aanpak gevonden die zeer goed past bij het ondernemende doel en karakter van de stichting. Ondernemend Onderwijs mag ieder half jaar ongeveer zes hbo-studenten, die stagelopen bij de gemeente, begeleiden en / of aansturen. Het mes snijdt hierbij aan twee kanten. De studentmedewerkers, zoals wij ze noemen, hebben op de eerste plaats aandacht voor hun eigen stageopdracht, maar daarnaast werken ze mee aan twee opdrachten of maatschappelijke projecten waarbij Ondernemend Onderwijs betrokken is.
Deze manier van werken met een kleine vaste kern (kernteam) en een flexibele schil in de vorm van zes studentmedewerkers, aan maatschappelijke relevante vraagstukken van mensen of organisaties uit de regio Den Bosch, is een uitermate dynamisch en creatief proces.
Sinds dit schooljaar(2018-2019) is Ondernemend Onderwijs ‘sH ook betrokken bij de Leergemeenschappen van Avans Social Studies. Ruim 500 eerste en tweede jaars studenten werken in groepen van ongeveer 12 - 15 personen bij maatschappelijke instellingen om daar een deel van het curriculum met eigen doelen en ideeën in te vullen. Ondernemend Onderwijs is bij enkele van deze Leergemeenschappen betrokken, deels om te leren en deels om aan te geven hoe het zou kunnen werken. Het lijkt er op dat Avans Hogeschool en Ondernemend Onderwijs door deze Leergemeenschappen een manier van werken gevonden hebben waarmee we de toekomst van het onderwijs en de maatschappij vorm kunnen geven. Avans verricht momenteel onderzoek naar de opbrengsten van het werken met Leergemeenschappen. Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomsten van deze nieuwe manier van werken en leren, maar daarover een andere keer meer!
Kortom, Ondernemend Onderwijs ‘sH kan terugkijken op een boeiende leerschool van 5 jaren, waarin veel is gerealiseerd, soms andere wegen moesten worden ingeslagen, maar altijd met enorme bevlogenheid door het hele team, studentmedewerkers en vele enthousiaste mensen uit het netwerk is meegewerkt aan het opzetten van een kundige organisatie, die continue op zoek is naar verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De vele mooie vaste contacten, hulpvragen en ondersteuning bij onderzoeken, begeleidingen van studenten en docenten en nog veel meer, zijn daar goede voorbeelden van. Op onze website en in de maandelijkse Nieuwsbrieven wordt dit alles uitgebreid beschreven.
Ik wens de jubilaris van harte proficiat en op naar het volgende lustrum!
Met vriendelijke groet,
Mede namens het hele kernteam, bestaande uit Margo, Hanny, Jan, Anna, Charlotte en Apolline, en alle studentmedewerkers Christian, Lobke, , Lucas, Femke, Willemijn, Katja, en studenten van de minor Dare to Change: Terri, Mike en Ries (niet op foto)
Jan
Een paar maanden geleden is er een documentaire gemaakt over Sylvana Simons, onder de naam ‘Sylvana, demon of diva’. Je kunt van haar vinden wat je wilt, maar daar gaat het hier niet om. Sinds haar opreden in De Wereld Draait Door van een of twee jaar geleden waar ze Martin Simek vroeg waarom hij het woord ‘zwartjes’ gebruikte heeft ze toorn / bagger van heel twitterend Nederland over haar heen gekregen. Met dit fragment uit DWDD opent ook de documentaire*, direct gevolgd door enkele schokkende voorbeelden van de bagger in de vorm van tweets en foto’s. Stuitend en schokkend tegelijk.
Een ander voorbeeld. Ik kijk graag naar het Engelse voetbal op de BBC d.w.z. de samenvattingen van de wedstrijden. De beste voetballers van de wereld strijden twee keer 45 minuten tegen elkaar. De elftallen bestaan uit een bonte verzameling van spelers uit heel de wereld. Volgens mij is er geen team zonder donkere spelers. In de wedstrijd van Manchester City tegen Chelsea komt Raheem Sterling, notabene een Engelse international en een van de donkere spelers, in beeld (foto) vlak bij de cornervlag. Supporters van de tegenpartij Chelsea schreeuwen racistische termen naar hem. En dat terwijl in hun eigen team ook donkere spelers meespelen.
Vorig jaar hoorde ik iemand op de radio die bij Google in Berlijn werkte. Hier werken honderden jonge mannen en vrouwen die als taak hebben alle filmpjes, foto’s, tweets, facebook- en andere digitale communicatieberichten te controleren. Doel is de ergste uitwassen direct te verwijderen of te blokkeren. Wat bleek: Nederlanders produceren verreweg de meest verschrikkelijke berichten van allemaal. Anoniem of relatief anoniem zijn we dapper genoeg om iedereen voor alles en nog wat uit te maken.
Gelukkig kan het ook anders: Onlangs zag ik het theaterprogramma van Ali B. op TV met de titel ‘Je suis Ali’ uit 2016-2017. In zijn voorstelling vertelt hij dat hij regelmatig wordt uitgedaagd zijn mening te geven over alles wat in Nederland gebeurt. En dan met name gericht op zaken als de islam, over moslims, asielzoekers, de criminele Marokkaanse jeugd, wat mensen buiten Nederland van Nederland vinden, enzovoort.
Ali geeft aan dat hij liever niet wil reageren en dat hij over veel zaken geen mening heeft of wil hebben. En als hij dan toch een mening moet hebben dan zou hij zich eerst verdiepen in het thema en uitzoeken hoe het nu werkelijk allemaal in elkaar zit. Zijn hele programma laat op een zeer kritische en komische manier heikele onderwerpen zoals hierboven beschreven aan bod komen. Wat een verademing. Wat een verstandig mens.
Hij zegt van zichzelf dat hij een bruggenbouwer is, een verbinder, net zoals een brug. Een brug kiest toch ook niet voor één kant, want dan is het geen brug meer. Ali kiest voor de nuance en laat zien dat er zoveel meer is dan alleen wit of zwart. Of in geval van zijn theatervoorstelling rood of blauw.
Tot slot nog dit: je mag in Nederland bijna alles zeggen wat je wil, maar het hoeft niet.
Verder kan iemand op basis van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 10 lid 2**, het recht van meningsuiting ook worden beperkt of verboden.
Het is maar dat je het weet!
Met vriendelijke groet,
Jan
* Sylvana, demon of diva. Wo 21 nov 20:25 • EO • 91 min
** Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 10.
Nog niet zo lang geleden heb ik een oproep gedaan om zuinig te zijn op onze leerkrachten en docenten, want het onderwijs heeft ze allemaal heel hard nodig. Het leraren tekort loopt nog steeds verder op en dat zal de komende jaren ook niet snel (kunnen) veranderen. De werkdruk is te hoog, het salaris te laag, het ziekteverzuim hoog, de vergrijzing slaat toe, enzovoort. Logisch dat het aantal aanmeldingen bij de lerarenopleidingen terugloopt, zeker nu de economie na ruim tien jaar ook nog eens aantrekt.
Problemen genoeg en dan afgelopen week ook nog het onderzoek van DUO over de sociale veiligheid van docenten*. Of beter gezegd het gebrek aan sociale veiligheid van docenten in het Voortgezet Onderwijs (VO). Bij nader inzien lijkt het allemaal wel mee te vallen. De docenten zijn gevraagd om online een digitale vragenlijst in te vullen bestaande uit ongeveer 45 vragen. In totaal hebben 1124 docenten de vragenlijst ingevuld.
Op het eerste gezicht is het allemaal nog niet zo slecht gesteld met de sociale veiligheid. Op een schaal van 1 tot 10 konden de docenten een rapportcijfer geven. Gemiddeld komt dit uit op een 7,8. Ongeveer 10% van de docenten geeft een onvoldoende als het gaat om de eigen veiligheid (5 of lager). Drie jaar geleden, in 2015, gaven de docenten nog een 8,6 voor hun eigen sociale veiligheid.
Kijken we naar de verschillende schooltypen dan waarderen de docenten van havo of vwo de sociale veiligheid gemiddeld met een 8. De docenten van vmbo-gemengd en theoretische leerweg komen gemiddeld uit op een 7,8 en de docenten van vmbo basis en basiskader op een 7,1.
In het onderzoek is niet alleen gekeken naar verbaal of fysiek geweld van de leerlingen, maar ook naar dat van de ouders. Daarnaast is ook gekeken naar het ongewenst gedrag van collega’s en leidinggevenden. Het verbale geweld van de leerlingen richting docenten is de afgelopen jaren toegenomen van 23 naar 25%. Dus een kwart van de docenten krijgt te maken met scheldpartijen van de leerlingen. Woorden lijken niet zo erg, maar kunnen ook heel erg pijn doen en veel schade aanrichten.
Naast het verbale geweld is ook het fysieke geweld toegenomen de afgelopen drie jaar van 2 naar 3%. Dit lijkt niet veel, maar elke duw of klap is er één te veel. In het rapport wordt de steekproef omgezet naar de volledige populatie van docenten. En dan is het toch even echt schrikken. In totaal maakten zo’n 1.900 leraren het afgelopen jaar fysiek geweld mee en zo’n 15.100 leraren verbaal geweld.
Jan, kun je zo vlak voor Kerst niet met een meer positieve boodschap komen voor onze leraren?
Jazeker kan dat. In het rapport staat niet alleen wat er niet goed is, maar volgens mij ook de oplossing. Zo geven docenten die de sociale veiligheid met een 6 of lager waarderen onder andere onderstaande toelichtingen (p.5): Er is een grote kloof tussen de prioriteiten van de leiding en de werkvloer; De leiding onderneemt onvoldoende actie bij incidenten (geen steun, niet serieus nemen); Roddelen / negativiteit op de werkvloer door leiding en collega’s; Beslissingen en werk(druk) vinden van bovenaf zonder overleg plaats; Er is sprake van grensoverschrijdend gedrag door leerlingen en/of ouders; Ontstaan angstcultuur (niet durven zeggen wat je denkt, angst voor beoordeling, afreageren bij kritiek); Collegialiteit/steun tussen collega’s mist; en Slechte communicatie/bereikbaarheid van de leiding.
Kijken we naar de toelichtingen van de docenten die de sociale veiligheid waarderen met een rapportcijfer van een 7 of hoger, dan lezen we een bladzijde verder: Leidinggevenden en/of collega’s bieden steun (bij incidenten en/of conflicten); Er is sprake van goede collegialiteit; Er is nauwelijks sprake van incidenten; Er is een positieve, ontspannen en vertrouwelijke (werk)sfeer; Het is een kleine school; Op school heeft men onderling respect voor elkaar; en Er zijn op school duidelijke afspraken/regels en controle.
Volgens mij staat hier precies wat er gedaan moet worden. Ik stel voor om met deze goede voornemens het nieuwe jaar in te gaan! Ik wens iedereen namens Ondernemend Onderwijs fijne feestdagen en een gelukkig Nieuwjaar!
Mvg Jan
Amsterdam zit vol, loopt over van de toeristen. Nu al, en het worden er nog veel meer in 2030. Daarom stond onlangs in de krant te lezen dat de stad de letters van I Amsterdam wil weghalen. Ze trekken te veel toeristen aan. En deze letters zijn juist in 2004 bedacht om meer toeristen aan te trekken.
Nu probeert Amsterdam de toeristen wat meer over de stad en het gehele land te verdelen. Zo is het Muiderslot omgedoopt tot Kasteel Amsterdam in de hoop dat meer toeristen het zullen bezoeken en op die manier Amsterdam ontlasten. Giethoorn krijgt binnenkort de nieuwe naam Amsterdam Oost. En ga zo maar door.
Ik weet nog wel een plek waar ruimte en schoonheid en cultuur en ondernemendheid allemaal bij elkaar te vinden zijn. In de grootste provincie van Nederland willen ze heel graag meer toeristen ontvangen. In de hoofdstad van dit bourgondische land weten ze wat feesten is, wat gezelligheid is, hoe ze mensen aan zich kunnen binden. De stad van Jeroen Bosch. Vorig jaar goed voor meer dan 1,5 miljoen toeristen. Alleen het Noord-Brabants museum trok vorig jaar al meer dan 400.000 bezoekers.
De stad lijkt zelfs een beetje op Amsterdam. Beschikt eveneens over gracht(en) alleen heten ze hier Dieze en Binnendieze. In fluisterbootjes kun je door en onder de stad doorvaren.
De stad heeft, net als Amsterdam, een grote en belangrijke historie als vestingstad met dikke muren en verdedigingswerken. De stad heeft wonderschone middeleeuwse gebouwen. Zoals Amsterdam de Nieuwe Kerk heeft, heeft deze stad de St. Jan. Amsterdam heeft het Rijksmuseum en het Vondelpark. Deze stad heeft Het Stedelijk museum en ligt binnenkort in het Van Gogh Nationaal Park.
Maar misschien het belangrijkste van allemaal is dat het een ondernemende stad is, met veel scholen, innovatieve bedrijven en bedrijvigheid. De plaatselijke en regionale overheden stimuleren het onderwijs om meer ondernemende mensen op te leiden en maatschappelijk betrokken te zijn. Er waait een enorme dynamiek door de stad van jong tot oud om iedereen lekker mee te laten doen en samen bouwen ze aan de stad en de toekomst. Leergemeenschappen, HUB’s, Startups, Pop-up bedrijfjes, Creatief Leegstandbeheer, het is hier te vinden. Iedereen kan en zal zich thuis voelen in deze wonderschone stad aan de Dommel en de Aa. En iedereen staat klaar om ook mensen van buiten een warm ontvangst te geven, inclusief toeristen waar Amsterdam geen plaats meer voor heeft.
O ja, bijna vergeten te vertellen over welke stad ik het heb. Over Den Bosch natuurlijk. Officieel is de naam: ’s-Hertogenbosch.
Welkom, we zijn het hele jaar open. En vergeet niet de beroemde ‘Bossche Bol’ te proberen.
Eet smakelijk!
Met vriendelijke groet,
Jan
Tijden veranderen snel, zeer snel. Zo snel dat je soms niet eens meer weet waar men het over heeft. Niet zo lang geleden hoorde ik bijvoorbeeld voor het eerst het woord ‘workshadowing’. Nu kruipen er al zo’n honderd jaar steeds meer Engelse woorden onze taal binnen, maar de laatste jaren gaat het steeds sneller, lijkt het.
Als taal- en leesadviseur ben ik regelmatig betrokken geweest bij woordenschat- en begrijpend leestrajecten op basis- en voortgezet onderwijsscholen. Een formule die ik van Vernooy heb onthouden is de volgende: Begrijpend lezen = technisch lezen x woordenschat x een beperkt aantal leesstrategieën. Waar gaat dit naar toe, zult u zich mogelijk afvragen?
Iedereen maakt een eigen concept of voorstelling van een woord dat je niet kent als je dat voor het eerst hoort of leest. Wanneer je aan het lezen bent en ziet een onbekend woord maak je die voorstelling op basis van de context of je probeert op basis van een deel van het woord de betekenis te achterhalen. Je kunt het natuurlijk ook direct opzoeken in De Dikke Van Dale of gewoon even googelen op je IPad. Maar doe je dat niet dan heeft zo’n woord tijdelijk de betekenis die jij er zelf aan geeft, totdat je weer nieuwe informatie krijgt over dat woord bijvoorbeeld tijdens een gesprek.
Zo is het mij ook vergaan met het woord ‘workshadowing’. Toen ik het woord voor het eerst hoorde dacht ik aan een schaduw die je blijft volgen tijdens het werk, tenminste zolang de zon schijnt. Die schaduw blijft je maar volgen of je wil of niet. Ook roept het begrip workshadowing bij mij associaties op van iemand op het werk volgen zonder dat de ander je ziet of in de gaten heeft. Een soort boef- of spionage-achtige invulling. Van een afstandje kijken wat iemand aan het doen is. Snel wegkijken als de ander jouw kant opkijkt of een andere kant oplopen.
Ongeveer een maand geleden kreeg het team van Ondernemend Onderwijs ‘sH het verzoek van een decaan van het Sint Jans Lyceum of wij hun 172 leerlingen van vwo 5 konden helpen bij het verwerken van hun ervaringen die ze hadden opgedaan met twee dagen workshadowing. Deze ervaringen willen ze gaan verwerken door ieder een eigen LinkedIn-profiel aan te maken en daarin, in een soort portfolio-achtige opzet hun activiteiten onder te brengen. Deze bijeenkomst zal binnenkort plaatsvinden en ik ben heel benieuwd wat het workshadowing allemaal heeft opgeleverd aan ervaringen en verhalen.
Niet veel later kreeg ik bij de Leergemeenschap Bonafideel van Avans een korte presentatie over moderne onderzoeksmethoden. Avans geeft haar 1e en 2e jaars studenten in de vorm van Leergemeenschappen veel ruimte door zonder vast curriculum zelf een deel van de opleiding in de praktijk vorm te geven. Hierbij kunnen de 1e en 2e jaars studenten onderzoekstechnieken inzetten. Een van deze nieuwe technieken was: ‘shadowing’. Anna Freitag, lid van het team Ondernemend Onderwijs, gaf een korte toelichting over hoe dat er uit zou kunnen zien. Naast nevenstaand plaatje gaf zij aan dat je shadowing met iemand kunt afspreken, maar ook kunt doen zonder dat de persoon in kwestie weet dat hij of zij gevolgd wordt. Zonder afspraak is natuurlijk veel spannender.
En zo kreeg ik dus een steeds betere voorstelling van het begrip ‘workshadowing’. Maar in navolging van een rubriek in de Volkskrant zou ik nog een stapje verder willen gaan. Daarin zijn ze de laatste maanden namelijk op zoek naar vertalingen in het Nederlands van veel gebruikte Engelse begrippen. En wie helpt ons aan een goed Nederlands begrip voor het woord ‘workshadowing’. Ik zal zelf aftrappen met een eerste vertaling: ‘werkschaduwen’. Klinkt nog niet lekker, maar het is een begin. Heb jij een betere suggestie? Stuur die dan op naar: Ondernemend Onderwijs/ Dutch Language Power Association.
Lucky Luke is dan niet meer de enige die echt korte metten weet te maken met zijn eigen workshadow.
Mvg Jan
Het was een hete zomer! Is daardoor het aantal leerkrachten ook aan het opdrogen?
Lees meer
Na bijna twee maanden vakantie is het altijd moeilijk kiezen welk actueel onderwerp in mijn blog aan bod te laten komen. Er zijn zoveel onderwerpen die de moeite waard zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan alle grote sportwedstrijden die hebben plaatsgevonden. Naast de Tour de France, Wimbledon, EK’s en WK’s atletiek en turnen, was er ook nog het Wereldkampioenschap voetbal in Rusland. Frankrijk denk ik wel de terechte kampioen, maar mijn hart ging toch uit naar België dat het mooiste voetbal op de grasmat wist te leggen.
Of over de opkomst van de wolf in Nederland. Langzaam maar zeker worden er steeds meer schapen aangevallen door wolven in Nederland, waarschijnlijk afkomstig uit Duitsland. Wat te doen? Ze zijn een beschermde diersoort en dus is het verboden ze af te schieten.
Ook zou ik het kunnen hebben over de verschrikkelijke rampen die de afgelopen weken zich hebben voltrokken. Ik denk aan de bosbranden in Zweden, Griekenland en Californië. Of over het instorten van de Morandibrug in Genua of de orkanen Florence in de V.S. en Mangkhut op de Filipijnen. Te veel om op te noemen. Bijna te gruwelijk om over te schrijven.
Ik wil het echter hebben over de krapte op de arbeidsmarkt.
Onze economie draait op volle toeren. Nog nooit waren zoveel Nederlanders aan het werk. In alle sectoren komen we arbeidskrachten te kort, van bouwvakkers tot chauffeurs, van ict-ers tot verplegers en noem maar op.
Ik wil echter de noodklok luiden voor de leerkracht in het basisonderwijs en de docenten in het voortgezet onderwijs. Als ik de media moet geloven zijn er al docenten die werken als zzp-ers en die het dubbele salaris vragen als gebruikelijk. En nog voor de start van het schooljaar dreigden er reeds lessen uit te vallen, omdat er simpelweg geen docenten en leerkrachten voor zijn. En dan moet de eerste griepgolf nog komen.
Wat moeten en kunnen we aan dit te kort doen? Hoe moeten we dit oplossen?
Het meest lees ik over het verhogen van het salaris, zeker in het basisonderwijs, maar daar is het probleem nog niet een, twee, drie mee opgelost. Het kost jaren om voldoende leerkrachten en docenten op te leiden. Een korte opleiding voor bijvoorbeeld zij-instromers kost nog altijd twee jaar.
Iets doen aan de werkdruk en bureaucratie? Zeker moet dit gebeuren, maar ook dit is op korte termijn niet genoeg.
Oude gepensioneerde leerkrachten en docenten vragen terug te komen of hun pensioen nog een jaartje uit te stellen? Zou kunnen.
Maar de beste oplossing die ik gehoord heb was om alle parttimers te vragen meer uren te gaan werken. Of ze dit gaan doen weet ik niet, maar het is zeker de moeite waard om ze te vragen. Ze werken al in het onderwijs, zijn ervaren, zijn bekend met de leerlingen, enz. Alleen maar voordelen.
Zitten er ook voordelen aan het docenten en leerkrachten tekort? Waarschijnlijk wel. ‘Onder druk wordt alles vloeibaar’ is een bekende managementuitdrukking. Rigoureuze oplossingen zijn waarschijnlijk nodig, bijvoorbeeld maar vier dagen per week naar school. Of groepen formeren van 50 tot 75 leerlingen voor instructie van de leerkracht of docent en de rest van de dag veel zelfstandig werken onder leiding van met name klassenassistenten. Of lessen opnemen op video en dan thuis of elders bekijken. Een soort ‘Flipping the Classroom’. Wat dit doet met de leerlingen en de leerprestaties weet ik niet, maar mogelijk is of wordt de nood zo hoog, dat dergelijke oplossingen toch noodzakelijk zijn of worden.
Dit schooljaar gaat Ondernemend Onderwijs een bijdrage leveren aan de Leergemeenschappen van Avans Social Work. Voor het tweede schooljaar op rij gaat Avans met deze nieuwe lesvorm aan de slag. Zo'n Leergemeenschap wordt gevormd door studenten, docenten en praktijkdeskundige(n). Samen gaan zij aan de slag met vragen uit de samenleving, met als doel: voorkomen, verbeteren of oplossen van sociale kwesties.
Eens kijken of hier lessen uit geleerd kunnen worden die ook gebruikt kunnen worden in basis- of voortgezet onderwijs om het leraren tekort op te vangen. Oudere leerlingen en / of studenten die jongere leerlingen en / of studenten begeleiden en coachen bij het leerproces.
Ik hou jullie op de hoogte!
Mvg Jan
'Het is weer voorbij die mooie zomer
Die zomer die begon zo wat in mei
Ah, je dacht dat er geen einde aan kon komen
Maar voor je 't weet is heel die zomer
Al weer lang voorbij’*
Bovenstaande tekst is het refrein van uit het nummer: ’t Is weer voorbij die mooie zomer' een lied van Gerard Cox uit 1973* en past denk ik goed bij onze bijna afgelopen zomer.
Ik ben geboren in een zeer warme zomer. Volgens overlevering was ik de bruinste baby op het consultatiebureau. Ook schijnt de zomer van 1976 heel warm te zijn geweest. Dit staat me niet meer zo bij, maar zeker is dat het deze afgelopen zomer wel heel erg warm was. Of beter gezegd warm en heel erg droog. Dit warme en droge weer heeft voordelen, veel mensen gingen bijvoorbeeld in eigen land op vakantie. De campings in Nederland hebben een topjaar achter de rug. Maar te lang droog en warm is echter niet voor iedereen goed, met name voor de boeren. Sproeien is dan meestal een prima oplossing, maar als dat niet kan of mag, heb je een echt probleem.
Nederland is een land dat altijd gevochten heeft tegen het water. Denk maar aan 1953, de watersnoodramp. We zijn daarna wereldbekend geworden om onze Deltawerken.
Nu komt er een nieuwe uitdaging bij. Niet alleen moeten we ons beschermen tegen het water, we moeten ook gaan nadenken over het beter opvangen en managen ervan. Hoe kunnen we in tijden van overvloed water goed beheersen en opslaan? En hoe kunnen we bij een tekort weer gebruik maken van de buffers die we hebben aangelegd?
Opvallend was dat na zes of zeven weken geen neerslag het zoute zeewater een probleem ging vormen door steeds verder landinwaarts te dringen en op die manier voor nog grotere problemen voor o.a. de gewassen op het land te zorgen. En wat bleek? Er lag bij de waterschappen gewoon een protocol klaar omdat men dit probleem al had zien aankomen. Ergens werd een gemaal in werking gesteld dat miljoenen liters zoet water een andere kant op ging pompen. Gevaar geweken!
Ik heb ook nog even naar de 17 werelddoelen gekeken om na te gaan of hier een doel in staat over recht op voldoende zoet water voor iedereen. Waarschijnlijk komt doel 6 het dichtste in de buurt: Schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen voor iedereen. Verder wordt er ook gesproken in doel 14 over gezonde oceanen, zeeën en rivieren.
Als de klimatologen gelijk krijgen en dat we steeds meer van dit soort extreem weer krijgen, dan zou een te kort aan water nog wel eens een heel groot probleem of uitdaging kunnen worden, ook in ons waterrijke Nederland.
Wat te doen? Geen paniek, gelukkig hebben we al heel veel kennis op het gebied van water en watermanagement. En we hebben zelfs een koning die deze studie heeft gedaan. Dan moet het zeker goed komen, toch?
Met vriendelijke groet,
Jan
Onlangs stond in de Volkskrant verschillende artikelen over het stoppen met het vroegtijdig selecteren van kinderen die hockeyen. Dus zeg maar het afschaffen van selectiewedstrijden. Welke plaatselijke talentjes mogen in het hoogste en beste zes- of tien- of elftal spelen en mogelijk later ook regionaal en misschien wel nationaal.
Dit deed me denken aan de jaren dat ik jeugdtrainer en -begeleider was bij het voetballen van mijn jongste zoon Frank. Ooit begon hij op ongeveer 5-jarige leeftijd in de zogenaamde Mini-F-jes. Een keer per jaar was er een soort jaarvergadering waarop de indeling van de “elftallen” voor het jaar daarop bekend gemaakt werd. Wat bleek: De F1 bestond uit de beste voetballertjes, daarna kreeg je de F2, de F3 en in de F4 stonden de voetballertjes die echt (nog) niet konden voetballen. Het gevolg van deze selectie was dat de F1 redelijke tot goede resultaten wist te behalen en dat de F4 alle wedstrijden verloor met 13 – 0. Er viel weinig te juichen voor deze kinderen en hun ouders langs de lijn. Eerder was er sprake van huilen en troosten.
Het jaar daarop heb ik gevraagd waarom de bestuursleden dit deden, deze manier van elftallen samenstellen (homogeen)? Het antwoord was dat ze dit altijd zo deden om betere voetballertjes te krijgen. Ik heb toen gewezen op het eigen voetbalbeleidsplan waar op plaats één stond dat plezier beleven aan het voetballen het allerbelangrijkste was en dat prestaties leveren pas het derde jeugdbeleidsuitgangspunt was. Dit maakte weinig indruk, net zo als de metafoor die ik destijds gebruikte. ‘Stel je hebt twee groepen mensen die een muurtje moeten metselen. De ene groep bestaat uit zes metselaars, de andere groep uit zes leken. Je kunt het raden. De groep met de metselaars slaagt met vlag en wimpel. De tweede groep faalt aan alle kanten. Door de twee groepen te mixen (heterogeen) en elke groep op deze manier te voorzien van de nodige kennis, vaardigheden, talent en competenties ontstaan twee redelijke tot goede muurtjes waarop iedereen trots kan zijn.’
In al de zes daarop volgende jaren is het mij niet gelukt het bestuur op andere gedachten te brengen. Het gevolg was - en is - dat veel kinderen vroegtijdig afhaken en stoppen met voetballen. Uiteindelijk had de club van de tientallen jeugdelftallen net genoeg spelers om één A-elftal (leeftijd 16 - 17 jaar) op de been te brengen. De rest was al afgehaakt.
Terug naar de selectie van jonge spelers. Is dit nu een goed of een slecht idee? Als ik de inhoud van de inaugurale rede van Bosker* goed herinner zou het werken met homogene groepen in het onderwijs goed kunnen uitpakken voor de meer talentvolle leerlingen. Voor de gemiddelde en de wat minder talentvolle leerlingen heeft het echter een negatief effect op de leerprestaties. Dus de sterke leerlingen worden wel sterker, maar de rest niet. Bij heterogene groeperingen werkt het precies andersom. De gemiddelde en zwakkere leerlingen gaan er op vooruit.
Ja, wat is nu wijsheid? Als je alleen kijkt naar de makkelijk meetbare leerprestaties zoals taal, lezen en rekenen, dan kun je voor beide indelingen voor- en tegenargumenten bedenken. Als je echter ook de wat zachtere competenties mee laat wegen, dan is de keuze zo gemaakt. Wat denk je hoe de wat zwakkere voetballertjes (of leerlingen) zich voelen als ze iedere keer verliezen of lage cijfers halen? Ze voelen zich slecht of dom of niet goed genoeg. Geen wonder dat zoveel voetballertjes en leerlingen afhaken.
Groot verschil is wel dat je met voetballen kunt stoppen, maar dat je tot je 16de leerplichtig bent.
Met vriendelijke groet,
Jan
*Bosker, R. J. (2005). De grenzen van gedifferentieerd onderwijs. Inaugurale rede bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar, Rijksuniversiteit Groningen.
In de meivakantie ben ik samen met mijn vrouw Marian naar Italië geweest. Ons plan was Lissabon, maar door het Eurovisie Songfestival zou het daar erg druk zijn. Door een uitzending op TV van ‘Ik vertrek’, over een Nederlands gezin dat naar Italië is geëmigreerd om daar een luxe camping te beginnen werden we enthousiast over dat gebied. Helaas was er bij deze mensen geen plaats meer. Na een zoektocht kwamen we terecht in een klein dorpje met de naam Mombello Monferrato in de streek Piëmont. In dat dorpje vlak bij de kerk zit de B&B van Donatella en Roberto, met de naam La Cantinetta (De kelder). De gastvrijheid hier bleek fenomenaal.
Bij aankomst in Mombello stonden Roberto en Donatella op straat te praten. Donatella wees ons de plek waar we onze auto konden parkeren. Op zo’n mooie plek heeft onze auto nog nooit gestaan. Het uitzicht was fantastisch en de vogeltjes zongen een welkomstlied. En overal de geur van rozemarijn.
Donatella sprak gelukkig wat Engels, want ons Italiaans is niet zo best en stelde ons voor aan haar man Roberto. Hij is vinoloog en wijnmaker. Onder ons prachtige appartement is zijn wijnkelder.
Hij koopt druiven in en maakt daarvan verschillende zeer lekkere wijnen onder andere een Grignolino en een Barbera. Elke avond komen er gasten wijn proeven en of kopen. Soms vergast hij zijn gasten door nog een stukje op de piano te spelen en op verzoek zelfs te zingen. Donatella zorgt voor de regionale hapjes. Bij de wijnwinkel is een klein museum dat gevestigd is in een echte ijskelder. Boven de ijskelder zat vroeger een slager die op deze manier zijn vlees kon koelen. De slager was de vader van Roberto. Hij is nu 88 jaar en woont er nog steeds. En volgens Donatella drinkt hij geen water, alleen maar wijn.
Mombella is een klein dorpje van ongeveer duizend inwoners. Het heeft nog een kleine basisschool met een regionale functie. De kinderen komen met de bus naar school.
Terug naar onze gastvrouw. Haar enige doel lijkt om haar gasten, een Italiaans stel en ons, het verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. En dat is haar volledig gelukt. Ze krijgt een dikke 10 met een griffel en een zoen van de juffrouw.
Haar ontbijt is onovertroffen o.a. met zelfgemaakte abrikozen jam en een soort platte dunne vruchten vlaai, een versgeperste bloedsinaasappel, vers fruit, drie soorten brood, zelfgemaakte cake, noem maar op en haar cappuccino was super. Elke ochtend vriendelijk ontvangen en elke avond uitgenodigd voor een heerlijk glaasje wijn.
Een paradijs op aarde!
Maar Jan: leuk al die vakantie verhalen, maar wederom de vraag: Wat heeft dit met ondernemendheid te maken?
Italië is net als bijna heel Europa tien jaar geleden in een crisis te recht gekomen. Ook hier was de belofte dat na de crisis alles beter zou worden, maar dat blijkt niet het geval. Niet alleen in Zuid Italië is geen werk te vinden, maar ook niet in Noord Italië. Alle jongeren verlaten het platteland om elders te studeren en of te werken. We spraken een Italiaans stel waarvan de oudste zoon in Groningen biotechnologie was gaan studeren en daar nu woonde met zijn Nederlandse vriendin. Minder leuk voor de ouders, maar zo had hij wel werk en een inkomen. En dit is niet het enige verhaal.
Je kunt dus zeggen dat Italianen wel de moed en het lef hebben om er iets van te maken! Net als hun ouders zijn ze ondernemend, initiatiefrijk en doorzetters.
Blijf ik met twee vragen zitten, te weten:
- Is ondernemendheid erfelijk? De Italiaanse ouders die ik sprak waren zelf behoorlijk ondernemend. En hun kinderen gaan ook niet lijdzaam zitten wachten tot de crisis voorbij is, maar ondernemen actie.
- En moet de competentie “gastvrijheid” niet worden toegevoegd aan de 21e eeuwse vaardigheden?
Geen toevoeging noodzakelijk, I presume?
Met vriendelijke groet,
Jan
Vorige week, 11 april 2018, heeft de onderwijsinspectie haar laatste rapport gepresenteerd over de staat van ons huidige onderwijs, anno 2018*. Of beter gezegd: anno 2016-2017.
De reacties op het rapport lopen enorm uit een. De meest voorkomende reacties zijn: het gaat slecht met het Nederlandse onderwijs; zie je nu wel dat het vroeger allemaal beter was; het komt allemaal door de werkdruk en slechte salarissen. En in de Volkskrant van maandag 16 april werd opgeroepen om alle vakantieverloven voor de meivakantie in te trekken om de docenten en directies een noodplan van aanpak te laten maken.
Als we met iets meer afstand naar het rapport kijken, zien we inderdaad dat de resultaten van onze kinderen op het gebied van lezen en rekenen over de hele linie de laatste 20 jaar zijn gedaald. Uiteraard is dit geen goede ontwikkeling, iedereen ziet liever een stijging van de resultaten.
Een paar ontwikkelingen die in het rapport beschreven staan wil ik er echter even uit lichten. De inspectie schrijft bijvoorbeeld dat “met name het aandeel leerlingen dat op een hoog of geavanceerd niveau leest of rekent loopt terug. In internationaal perspectief raakt Nederland zijn (sub)toppositie kwijt. Daarnaast is het zeer zorgelijk dat in vergelijking met 2015 en 2016 minder leerlingen het streefniveau lezen behalen.”
Een deel van de verklaring van de Onderwijsinspectie gaat dus richting onze hoogpresteerders. We hebben steeds minder goed presterende toplezers en -rekenaars. Deze groep daalt vrij hard en neemt daarmee een groot deel van de daling voor haar rekening.
De volgende vraag is dan: Hoe komt dat?
Ik heb nog niet het hele rapport gelezen, maar ik weet wel dat rond 1995 in Limburg ongeveer 10% van onze leerlingen op een school zat voor Speciaal Basis Onderwijs. Anno nu ligt dit percentage ergens rond de 3%. Dat wil zeggen dat rond de 7% van de leerlingen met ADHD, autisme, PDD-NOS en andere speciale onderwijsbehoeften nu op het reguliere basisonderwijs zitten. Deze leerlingen vragen om extra aandacht en die krijgen ze meestal ook.
Tegelijkertijd wil dat zeggen dat andere leerlingen of andere groepen leerlingen die aandacht dus niet of minder krijgen. En dus meer zelfstandig moeten werken.
Sommige leerlingen kunnen dit prima, maar anderen weer een stuk minder.
En als ik het boek ‘Leren zichtbaar maken’ van John Hattie*, goed heb gelezen en begrepen heeft veel zelfstandig werken een negatief effect op de leerprestaties. In de volksmond zeggen ze immers: Alles wat je aandacht geeft groeit!
De inspectie schrijft hier zelf over: “De uitvoering van passend onderwijs vinden ze (lees: de leerkrachten) echter problematisch, vooral door tijdgebrek en het grote aantal leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften”. En iets verder op over het didactisch handelen lezen we: “Het is bovendien zorgelijk dat we (lees: de inspectie) steeds meer lessen zien waarin leraren geen duidelijke uitleg van de lesstof geven.”
Case closed! Of case closed?
Ik wil niet negatief eindigen, daarom vraag ik aandacht voor de verschillen tussen scholen. Zo zijn er scholen met vooral kinderen van laagopgeleide ouders die net zo goed presteren als scholen met voornamelijk kinderen van hoogopgeleide ouders. En omgekeerd. Dit zien we zowel op gebied van rekenen als lezen. Het maakt dus voor leerlingen echt uit op welke school zij zitten.
En volgens John Hattie* heeft een goede leerkracht de meeste invloed op de leerprestaties van het kind!
We moeten dus niet alleen het kind koesteren, maar ook de leerkracht. Hierover en meer een andere keer!
Jan Raemaekers, Programmateam OO ‘sH
*Bronnen:
Rapport De Staat van het Onderwijs 2018 | Onderwijsverslag over 2016/2017
‘Leren zichtbaar maken’ van John Hattie (2014). Uitgeverij Bazalt
Afgelopen woensdag 14 maart was ik op een studiedag over werkdruk, met de titel ‘Onderwijs in Balans’. Deze studiedag werd georganiseerd door Stijn Huijsmans van Onderwijs-congressen. Ik was ruim op tijd aanwezig en kwam in gesprek met een directeur uit het basisonderwijs. Hij vertelde dat vandaag ook zijn school meedeed aan de estafettestaking.
De leraren in het basisonderwijs staken nog steeds voor een beter loon en voor vermindering van de werkdruk. Met deze staking hebben ze al behoorlijk wat weten te bereiken, namelijk een toezegging van 700 miljoen, maar de leraren willen meer, namelijk ruim het dubbele van dit bedrag. Van de toegezegde 700 miljoen is 237 miljoen bestemd voor het verlagen van de werkdruk. De basisschoolteams mogen zelf bepalen waaraan zij dit geld besteden. Ik ben heel benieuwd wat de teams binnenkort voor keuzes gaan maken.
Terug naar de studiedag. De dag werd geopend met wat feiten afkomstig uit verschillende onderzoeken, en die liegen er niet om. Zo blijkt dat meer dan de helft van de docenten in het onderwijs er wel eens aan denkt om te stoppen met hun baan vanwege een te hoge werkdruk. De afgelopen 10 jaar is de werkdruk in het onderwijs flink toegenomen met werkstress en zelfs burn-out klachten tot gevolg. Dit laatste kan ik beamen, omdat ik steeds meer vragen krijg om leerkrachten te ondersteunen nadat ze voor korte of langere tijd ziek of afwezig zijn geweest.
Verder blijkt uit onderzoek van de NOS dat docenten die hoge werkdruk ervaren vooral klagen over de toegenomen administratieve werklast. Maar ook kinderen met gedragsproblematiek, (te) grote klassen, organisatorische veranderingen en verslechterde relaties op de werkvloer worden als oorzaak gezien. Kortom genoeg om aandacht aan te besteden tijdens deze studiedag.
Na de feiten was er gelukkig ruim aandacht voor mogelijke oplossingen. Enkele vragen die aan de orde kwamen zijn: Hoe houd je jezelf staande bij deze toenemende werkdruk? Hoe blijf je trouw aan je waarden? Wat kunnen organisaties doen om deze problematiek het hoofd te bieden?
Ik volgde de workshops Mindful voor de klas; Zelfreflectie; Energiek aan het werk; en Luisteren naar het lichaam. Alleen al de Yoga-les was een hele verademing om mee te maken. Als herboren liep ik na het oprollen van de matjes de klas uit. Een echte eye-opener en aanbeveling!
Tijdens de lunch kwam ik in gesprek met twee jonge leraren, een uit het basisonderwijs en een uit het voortgezet onderwijs, die de steeds grotere druk goed konden beschrijven. Een voorbeeld was: het opvangen van de leerlingen als een collega ziek is. Een andere: het continu rooster, waardoor de leraren niet of nauwelijks nog tijd hebben om te eten en naar het toilet te gaan.
Het is net de parabel van de gekookte kikker. Als het water in het pannetje op het vuur heel langzaam warmer wordt dan springt de kikker er niet uit.
Dit is ook aan de hand in het onderwijs.
Wat heeft dit nu allemaal met Ondernemend Onderwijs te maken zul je je afvragen?
Heel erg veel. Bij ondernemend onderwijs gaan we niet alleen voor ondernemendheid in het onderwijs, maar ook voor een ondernemende samenleving en voor ondernemende individuen. We gaan en staan voor proactieve mensen die voor zichzelf weten op te komen. En dus ook gewoon keihard nee durven te zeggen.
Misschien is nee wel het krachtigste woord op aarde als het over werkdruk gaat!
Jan Raemaekers, lid programmateam OO 'sH
Link naar onderwijs-congressen.nl
Link naar Ministerie van Onderwijs met regeling om werkdruk tegen te gaan
Boek: Onderwijsvuur. Met energie en plezier voor de klas. Dijksterhuis en Kollen. 2018.
Draai dicht die kraan!
Lees meer
Het kan niet zo zijn dat we de Groningers in het hoge Noorden van ons land in de kou laten staan, terwijl hun Gronings gas heel Nederland al jaren lekker warm houdt! Dus is het tijd voor actie en om de helpende hand toe te steken.
Wat is er aan de hand? De NAM, de Nederlandse Aardolie Maatschappij, ontdekte in 1959 gas in de grond in Kolham vlak bij Slochteren, midden in de provincie Groningen. Niet veel later is de NAM begonnen met het oppompen van het aardgas. In die tijd ging Nederland langzaam maar zeker over van kolen op gas. Onze hele maatschappij werd afhankelijk van het gas. Veel industrie, zoals de glastuinbouw, draait op gas, bijna elk gezin heeft verwarming op gas of kookt op gas, een deel van onze auto’s loopt op gas en ga zo maar door. En naast Nederland maakt ook een groot deel van onze buurlanden gebruik van het gas uit Groningen.
We kunnen dus rustig stellen dat de Nederlandse welvaart voor een groot gedeelte te danken is aan de vondst in Groningen.
Op zich een positief verhaal tot de eerste aardschokken zich voor doen. Op Eerste Kerstdag 1986 wordt een aardbeving van 3.0 op de Schaal van Richter gemeten. En de aardschokken nemen toe in frequentie en hevigheid. Huizen en andere gebouwen lopen steeds meer schade op. De huizen raken onbewoonbaar en onverkoopbaar.
De vraag om hulp van de Groningers is dan ook terecht. Hulp bij het herstel van de schade, met financiële compensatie, maar ook met het herstellen van de veiligheid.
De NAM doet hier al jaren moeilijk over en ook voorgaande kabinetten zijn Oost-Indisch doof voor de klachten van de Groningers. Gelukkig lijkt de publieke opinie nu te keren en begrijpt ook het huidige kabinet dat het zo niet langer kan.
Ook Ondernemend Onderwijs wil een duit in het zakje doen. Op de eerste plaats natuurlijk door er deze blog aan te wijden. En daarnaast dagen wij alle lezers uit om mee te denken over hoe we de aardbevingen het beste kunnen stoppen, maar dan wel op een ontwerpende manier.
Een ontwerpwedstrijd dus!
En hoe gaan we dat doen?
Voor deze wedstrijd maken we gebruik van de Ontwerpcirkel. De ontwerpcirkel is een manier van denken en werken, en beschrijft het proces van aanpak.
De Ontwerpcirkel
Tijdens de Verkenningsfase (1) van het proces staan de probleemstelling, het programma van eisen en wensen en de ontwerpcriteria centraal. Of kort gezegd de ontwikkelopdracht wordt geformuleerd.
Voor Groningen is het probleem duidelijk: Stop de aardbevingen. Simpel, zul je denken: draai die kraan dicht en klaar! Maar er zijn eisen aan verbonden o.a. dat we gas nodig hebben voor ons eigen gebruik in Nederland. We hebben langlopende contracten met buitenlandse afnemers. En wat we ook bedenken aan oplossingen, het moet ook voor de Groningers een acceptabele oplossing zijn.
Daarna komt de Idee-ontwikkelfase (2), hierin staat de aanpak centraal. Het proces van divergeren en convergeren, dat wil zeggen samen zoveel mogelijk ideeën bedenken om er uiteindelijk een of twee verder uit te voeren. En dit is waar ik de lezer voor wil oproepen.
Bedenk zoveel mogelijk oplossingen voor de aardbevingen in Groningen, met in achtneming van de eisen en stuur al je ideeën op naar sh.ondernemendonderwijs@gmail.com
Er is een mooie prijs te winnen, namelijk een gratis deelname aan een HUB-verwensessie van Ondernemend Onderwijs in ’s-Hertogenbosch.
Daarnaast sturen we alle ideeën door naar de Commissaris van de Koning in Groningen, de heer Paas. Zo helpen we samen met Ondernemend Onderwijs ‘sH mee aan een duurzaam beter leefbaar Nederland.
Jan Raemaekers, lid programmateam OO ‘sH
Saamhorigheid door Wilhelmus en Rijksmuseum?
Lees meer
Deze regering heeft in haar regeerakkoord opgenomen dat iedere leerling minimaal éénmaal tijdens zijn of haar schooltijd het Rijksmuseum moet hebben bezocht. Ook moeten onze leerlingen het volledige Wilhelmus leren op school, alle 15 coupletten*. En tot slot staat er sinds een paar weken een Nederlandse vlag in de Tweede Kamer rechts achter de Tweede Kamer voorzitter. Dit alles volgens mij om de Nederlanders weer trots te laten zijn op Nederland. Denk aan de Amerikanen die iedere ochtend op school hun volkslied zingen, staand en met hun rechterhand op hun hart. Of om met de woorden van Balkenende te spreken “onze VOC mentaliteit” weer terug te laten keren “toch”? Volgens mij willen de bedenkers de integratie tussen Nederlanders en nieuwe Nederlanders ermee bevorderen.
Ik weet niet beter dan dat iedere Nederlander met het Wilhelmus niet veel verder komt dan het eerste couplet en het refrein. Het Wilhelmus is wel het oudste volkslied ter wereld, (ergens rond 1570 geschreven), maar pas officieel sinds 1932 ons volkslied. De tekst is onnavolgbaar en een goed begrip kost een jaar lang alle geschiedenislessen op de middelbare school.
Ik ben van mening dat juist minder nationalisme nodig is in Nederland en in de ons omringende landen. Het aanwakkeren ervan geeft alleen maar ellende. Kijk naar Baskenland, Catalonië, de Balkan, en natuurlijk de Brexit. Om over Amerika maar helemaal te zwijgen.
Verder werken al die cosmetische veranderingen (vlaggen) niet of nauwelijks.
Dan nog het verplichte bezoek aan het Rijksmuseum. Alle leerlingen uit heel Nederland stop je één keer in hun schoolcarrière in een bus die je dan na 2 uur rijden, zonder files, afzet bij het Rijksmuseum. Als kuddedieren word je naar de Nachtwacht gedreven en luister je verplicht naar de uitleg. Een zaal verder kijk je naar de prestaties van de VOC en WOC, waar centrale begrippen als onderdrukking en slavernij worden verheerlijkt. Je schaamt je diep als rechtgeaarde Nederlander. Na drie uur rondkijken, kun je geen kunst meer zien en vind je het niet erg als de boel zou affikken.
Waar het uiteindelijk om gaat, volgens deze regering, is of deze maatregelen goed zijn voor het bevorderen van het saamhorigheidsgevoel in Nederland. Of om de integratie te bevorderen. Ik denk niet dat dit de oplossingen zijn!
Een veel betere manier om de integratie te bevorderen is een programma te kijken als The Voice of Holland. Hierin zie je alle kandidaten vol enthousiasme deelnemen aan de zogenaamde Blind Auditions. Kleurrijke gewone Nederlanders en ook nieuwe gewone Nederlanders komen voorbij om hun beste zangprestatie en optreden neer te zetten voor vier juryleden die in een grote draaibare stoel met de rug naar deze zanger of zangeres luisteren. Of het nu wel of niet lukt om de juryleden op een knop te laten drukken, waardoor de zanger of zangeres door kan naar de volgende ronde, de zogenaamde Battles, is minder belangrijk.
Wat ik zie is een bont gezelschap van goed geïntegreerde mensen die een kans zien om hun dromen waar te maken. Die het lef en de moed hebben alleen een podium op te lopen en een presentatie neer te zetten voor ongeveer 2 miljoen kijkers. En die niet bang zijn om te falen en indien nodig twee jaar later het weer te proberen. Ik zie een Nederland op zijn mooist! Wat een mooi programma, alleen jammer van de naam. Dit had The Voice of The Netherlands moet zijn. Of nog beter De stem van Nederland.
Jan Raemaekers, lid Programmateam OO
*Voor geïnteresseerden: hier de tekst van het volledige Wilhelmus
Pleidooi voor Ruimte voor Ondernemendheid!
Lees meer
Er wordt veel geschreven over het gebrek aan motivatie en bevlogenheid bij leerkrachten en docenten. Ze zouden alleen maar zeuren en klagen. Hoe komt dat nu? En wat zou je er aan kunnen doen?
Vanuit onderzoek (Marzano) is algemeen bekend dat leerkrachten en docenten hard werken en veel uren investeren in hun werk. Ook lijkt mij evident dat werkdruk kan leiden tot werkstress en niet goed is voor het enthousiasme van een werknemer. En dat het beroep van leerkracht en docent de laatste decennia behoorlijk in aanzien en status is gedaald is ook algemeen bekend.
Hoe krijgen we de motivatie weer in het onderwijs?
Volgens mij zijn hiervoor twee ontwikkelingen nodig. De eerste heeft met name betrekking op de structuur van de scholen. De tweede ontwikkeling heeft meer betrekking op de cultuurkant van de scholen.
De structuur van een school is sterk hiërarchisch en is volgens mij een verkeerde hiërarchie, inclusief een verkeerde salariëring. Op veel organigrammen staat Het College van Bestuur bovenaan, met daaronder de directie, dan het management en helemaal onderaan staan de verschillende vaksecties met hun (vak)docenten. Op zich is zo’n plaatje of grafische afbeelding niet zo erg, het is een vereenvoudigde weergave van de organisatie of de werkelijkheid. Toch geeft het bewust of onbewust het verkeerde signaal. Draai het hele organogram een kwart slag om en werk van links naar rechts Of nog beter je zet de docenten bovenaan in het organogram! Zelf heb ik een voorkeur voor een cirkelvorming weergave van een organisatie waarbij de leerlingen centraal staan, omringd door de docenten en vaksectie, daarna het secundaire proces met bijbehorend management, enzoverder.
ok de salariëring zou volgens mij aangepast moeten worden. Het hoogste salaris is voor de belangrijkste persoon in de organisatie en dat is de docent. Hij is de vakman of vakvrouw die weet hoe de leerlingen leren en hoe je het onderwijs dus vorm moet geven. Managers en directies staan in dienst van de docent en hun enige taak is er voor te zorgen dat de docent optimaal kan functioneren en de leerlingen optimaal of maximaal profiteren van het onderwijs. Als dit voorlopig een stapje te ver is of niet echt realistisch dan zou ik overgaan op plan B.
Wat de motivatie van leerkrachten en docenten echt zal bevorderen is precies gelijk aan dat wat de motivatie van leerlingen en studenten bevordert, namelijk geef docenten de ruimte om zelf keuzes te maken hoe ze hun onderwijs vorm willen geven. De ene docent zal dan strak de methode volgen, de ander wil meer werken met projecten, weer een ander maakt graag en veel gebruik van ict mogelijkheden en sommige docenten laten studenten veel samenwerken of vinden het belangrijk dat studenten zelf ervaren hoe iets voelt of werkt. Nu zijn de docenten te veel slaaf (geworden) van een methode. Geef docenten hun vrijheden terug!
Een tweede belangrijke punt is dat docenten veel meer ruimte moeten krijgen en nemen om samen te werken, intern en extern. De docenten zijn de didactische deskundigen van de school. Door ze samen lessen te laten voorbereiden, te laten uitvoeren en te laten nabespreken zal hun professionaliteit en motivatie met sprongen vooruit gaan. Officieel hebben de docenten recht op 160 uur professionalisering per jaar. Door meer samen te werken kunnen docenten hun ervaringen delen en zo van en met elkaar leren.
Meer samenwerken kan ook extern met andere scholen en organisaties. Ook dit zal de professionaliteit van de docenten ten goede komen.
Een derde aandachtspunt om de motivatie te herstellen is een flexibelere manier van toetsen en beoordelen. Veel tijd van docenten gaat zitten in het ontwikkelen en nakijken van toetsen. De meest docenten maken gebruik van toetsen om de vorderingen van de studenten vast te leggen. Begrijpelijk maar vooral fijn voor studenten die goed kunnen lezen en houden van multiplechoice vragen. Geef docenten de ruimte om een veel breder scala van beoordelingsmiddelen in te zetten bijvoorbeeld werkstukken, verslagen, presentaties, gesprekken, enz.
De manier van toetsen en beoordelen mag rustig wat verder worden opgerekt. Denk bijvoorbeeld aan een filmpje waarin je laat zien dat je doelen van de les kent en kunt toepassen.
Al deze drie mogelijkheden zijn reeds terug te vinden in het zeer dynamische onderwijsveld. Er zijn geen wettelijke beperkingen voor bovenstaande maatregelen. Docenten en scholen kunnen deze stappen nu al nemen. Gelukkig hebben veel docenten en scholen dat al gedaan.
Jan Raemaekers, Lid Programmateam ‘sH OO
De afgelopen maand ben ik verschillende berichten tegengekomen over het gebruik van de gsm. Of beter gezegd over het niet gebruiken en/of verbieden ervan. Vertel!?
Zo was ik op de Bossche Vakschool in Den Bosch en kreeg daar te horen dat de docenten en directie hebben besloten alle gsm’s in de klas te verbieden. De leerlingen moeten bij binnenkomst hun gsm in hun locker leggen en kunnen die bij het verlaten van de school weer meenemen.
Verder hoorde ik op de radio dat het aantal verkeersongelukken sinds 2013 weer aan het stijgen is als gevolg van gebruiken van de gsm door de bestuurders van met name auto’s.
Bij een optreden van Chris Rock, één van de beste stand-up comedians van deze generatie, in de Ziggo Dome, mochten de bezoekers van zijn ‘Total Blackout Tour’ geen gebruik maken van hun mobiele telefoons. Niet om foto’s te maken, maar ook niet om te bellen, sms-en, appen of voor het checken van social media. Bij binnenkomst kregen alle bezoekers een Yondr-phonecase waarin de telefoon in stil-modus of uitgeschakeld moest worden bewaard. Dit hoesje werd vervolgens door een medewerker vergrendeld.
Daarnaast vertelde Sergio Herman, de Belgische meester kok, onlangs bij De Wereld Draait Door (DWDD) dat hij vóór een maaltijd zijn tafelgenoten de gsm's laat opstapelen, zodat ze volop de belevenis van het eten tot zich kunnen nemen.
Heel wat anti-gsm berichten dus!
Is de gsm verslavend?
In een filmpje* over de verslavende werking van het gebruik van gsm, I-pad en andere social media wordt haarfijn uitgelegd hoe deze verslaving precies tot stand komt. Elk piepje of berichtje maakt in de hersenen een stofje aan dat dopamine heet. Hierdoor voel je je onmiddellijk goed. Dopamine is het zelfde stofje dat ook wordt aangemaakt bij roken, gokken en drinken en werkt heel verslavend. Uit een onderzoek uit 2014 van Franssen*, student aan de Universiteit van Maastricht, blijkt dat de helft tot 70% van de jeugd verslaafd is aan zijn of haar mobiel. Dus als de gsm uitgaat treden er daadwerkelijk fysieke ontwenningsverschijnselen op.
De fabrikanten van al die hard- en software weten dit uiteraard en maken hier heel handig gebruik van. Hun apparaten blinken, piepen, pingen, knipperen, trillen, enz. en vragen onze aandacht elke seconde van de dag.
Hé Jan, je blog heeft toch wel een positief einde?
Zeker! Wat dringend nodig is een reactie. Je kunt de jeugd wel de schuld geven, maar wij, de ouders van deze millennials hebben verzuimd (omdat we niet wisten hoe) ze met deze nieuwe mediaontwikkelingen om te leren gaan.
Wat kunnen we doen?
Op de eerste plaats kunnen ouders hun kroost aanleren hun gsm’etje tijdens het slapen beneden te laten liggen aan de oplader. Hierdoor krijgen ze in ieder geval voldoende nachtrust en komen ze weer toe aan de diepere REM-slaap. Verder kunnen de ouders het goede voorbeeld geven en o.a. tijdens het eten zelf ook geen gebruik te maken van de gsm. Stapel ze samen op en je kunt weer een echt gesprek voeren! Met andere woorden: een goed voorbeeld doet goed volgen.
Ook school heeft een opvoedende taak. De mobieltjes kunnen, met het geluid uit, bij aanvang van school of les in de locker of elders worden opgeborgen. De docent krijgt dan mogelijk ook weer de aandacht die hij of zij verdient.
Verder is het hoog tijd ook vakken als mediawijsheid meer aandacht en ruimte te geven in het curriculum van het onderwijs. We leren op deze manier hoe op een nette manier met al die social media om te gaan.
Tot slot hoorde ik op de Bossche Vakschool dat de eerste week na invoer 20 leerlingen betrapt waren op het gebruik van hun gsm tijdens schooltijden. In de tweede week waren dit er nog 8. In de derde week stond de teller op 0. Wat verder opviel was dat de leerlingen weer met elkaar gingen praten en dat ze elkaar weer gingen helpen wanneer daarom werd gevraagd. De leerlingen geven nu zelfs aan dat ze blij zijn dat ze niet constant op hun mobieltje hoeven te kijken.
Link naar onderzoek van Franssen 2014:
Link naar het filmpje op facebook:
Met vriendelijke groet,
Jan
De zomervakantie is al weer lang en breed voorbij. Het onderwijs is al weer keihard van start gegaan, het laatst in regio Noord. En elk begin is moeilijk. Weer nieuwe leerlingen en studenten, een nieuwe groep, nieuwe leerkracht of docent, andere vakken en boeken, enz.
Of is juist elk begin ook een nieuwe kans of een nieuwe mogelijkheid?. Elke nieuwe blog is dat zeker!
Graag wil ik komend schooljaar ook weer aandacht besteden aan positieve ontwikkelingen in het onderwijs en bedrijfsleven. En dit keer aan stakende leerkrachten.
Het onderwijs, net een maand op stoom en de leerkrachten in het basisonderwijs gaan donderdag 5 oktober al staken. Naast de roep om meer loon willen zij ook aandacht voor de enorme werkdruk die met name wordt veroorzaakt door het verplicht invullen van heel veel papieren. De meeste leerkrachten hebben voor het vak gekozen, omdat ze graag met leerlingen werken. Ze willen hun kennis en vaardigheden overdragen op de nieuwe generatie. Alles wat met de lessen zelf te maken heeft, het voorbereiden, het verzorgen van de lessen zelf, de toetsen en al het nakijken, vinden zij dan ook prima. Als grootste last ervaren ze volgens mij, het invullen van allerlei formulieren, waarvan niet duidelijk is wat die bijdragen aan betere resultaten voor leerling of school.
Aan mij als blogger om van bovenstaande iets te vinden. Op de eerste plaats vind ik het onderwerp van stakende leerkrachten heel erg interessant. Want eigenlijk vinden leerkrachten dat ze niet kunnen of mogen staken. Net zoals de politie. Zij staken dan ook niet graag. Dat de lessen tijdens de staking niet doorgaan is namelijk ook nadelig is voor henzelf. Want zodra de staking voorbij is moeten ze toch de verloren gegane leerstof en leertijd inhalen. Buiten dat geeft staken nog een hele boel ander gedoe. Ouders zijn boos omdat ze vrij moeten nemen van hun werk of een oppas moeten regelen.
Daarnaast is het de vraag of wel de juiste mensen last hebben van de staking. De stakende leerkrachten zouden eigenlijk iets moeten verzinnen om de minister en/of staatssecretaris van onderwijs onder druk te zetten in plaats van de ouders. Als zij bijvoorbeeld collectief zouden besluiten geen belasting meer te betalen, dan zou het signaal harder aankomen.
Wat is in mijn verhaal het goede, positieve nieuws?
Als blogger vind ik met name de nieuwe of hernieuwde attitude van de leerkrachten interessant. Eindelijk weer eens leerkrachten die een vuist maken en opstaan tegen het onrecht dat hen wordt aangedaan. Ze zijn proactief en wachten niet lijdzaam af wat het demissionaire kabinet en/of de nieuwe regering voor hen in petto heeft.
Zelfs nu in de wederom uitgelekte begroting voor 2018 een bedrag van € 270 miljoen extra voor lerarensalarissen is opgenomen, gaat de voorgenomen staking op donderdag 5 oktober gewoon door.
That’s the spirit!
Mvg Jan
In een week tijd twee leuke kennismakingen met gamification*
Een collega van Ondernemend Onderwijs wijst me op een artikel in het Brabants Dagblad van een natuurkunde docent die gebruikt maakt van gamification in het onderwijs. Deze bemerkte dat hij zijn creativiteit niet kwijt kon in het onderwijs, ging minder werken en verdiepte zich in gamification. Inmiddels geeft hij trainingen aan docenten hoe zij de lesstof met gamification dichter bij de leerlingen kunnen brengen.
Een onderdeel van mijn werk is het beoordelen van actieonderzoeken van studenten Wiskunde en Omgangskunde. Een van die onderzoeken ging deze week ook over gamification.
Wat me aan beide verhalen opviel was dat er gekozen werd voor, wat ik voor het gemak even zal noemen, analoge gamification. Terwijl ik zelf bij gamification eerder denk aan de nieuwste digitale games voor gsm, ipad, x-box, laptops, enzovoort.
Wat was het geval? De natuurkunde docent laat de leerlingen kaartjes doorgeven. Bij de juiste combinatie leggen ze de kaarten en hun duim op tafel. De andere leerlingen moeten dan zo snel als mogelijk volgen, want wie het laatste zijn duim neerlegt verliest. De ouderen onder ons herkennen hierin het kaartspel met de naam Ezelen.
In het actieonderzoek komen verschillende games voor. Ook hier is de lesstof in een spelletje verwerkt. De betreffende student gaf bij de eindpresentatie van zijn actieonderzoek aan dat hij de leerlingen eerst de spelregels van Kwartetten en Bingo moest uitleggen. In beide gevallen waren de leerlingen heel actief en enthousiast! En dat is een mooie voorwaarde voor leren.
Ook veel werkvormen die voldoen aan de eisen van coöperatief leren lijken op spelletjes (Kagan, 2010. Coöperatieve Leerstrategieën. Bazalt.)
Als de game-industrie nu eens de leerstof in games zou verwerken, dan is de kans groot dat de leerlingen en studenten met veel meer plezier naar school gaan en waarschijnlijk ook veel meer leren. De leerlingen en studenten denken dat ze aan het spelen zijn. De leerkrachten en docenten weten dat ze aan het leren zijn.
Een mooi voorbeeld is het uitspelen en meer dan een miljoen euro winst maken per jaar bij Roller Coaster Tycoon goed is voor het behalen van het eindexamen Economie voor de havo.
Volgens mij kunnen door gamification van het onderwijs straks alle leerlingen in Nederland naar de Universiteit.
Mvg Jan
*Onder Gamificatie (Engels: gamification) verstaat men het aanwenden van spelprincipes en speeltechnieken in een niet-spelcontext (zoals navigatie-apps, sociale media en in wetenschappelijk onderzoek) om menselijk gedrag op een positieve wijze te sturen.
Dinsdag 30 mei staat in de Volkskrant een opmerkelijk artikel onder de kop: 'Kleuters kunnen al wetenschappelijk denken'. Wat blijkt? Promovendus Joep de Graaf heeft een onderzoek uitgevoerd met 46 basisschool kleuters uit groep 1 en 2, dat wil zeggen met kinderen van 4 en 5 jaar.
De promovendus heeft de kleuters de vraag gesteld: Komt een knikker verder als de helling steiler is? De kleuters konden werken met zware of lichte knikkers, steile of minder steile hellingen, een ruwe of minder ruwe baan en met een hoge of minder hoge startpositie. Het aantal variabelen werd langzaam door de promovendus opgevoerd. Volgens de promovendus is het variëren van één variabele, terwijl de rest gelijk blijft, een belangrijk wetenschappelijk principe!
Aan het eind van het artikel geeft de promovendus aan: “dat het niet direct nodig is het curriculum nu aan te passen. Kleuters zijn van nature kleine wetenschappers, daar hoeft men niet meteen een lessenserie voor te maken. Veel belangrijker is dat leerkrachten zich ervan bewust zijn en de kinderen de ruimte geven te experimenteren”.
Deze laatste opmerking is erg belangrijk. Leerkrachten in het reguliere onderwijs houden nog vrij stevig vast aan het bestaande curriculum. Dit curriculum is door uitgeverijen vormgegeven in een of meerdere methoden. En in deze methoden is vaak weinig plaats voor Sociaal Onderzoekend, Ontwerpend en Ondernemend Leren, kortweg SOOOL genaamd.
Gelukkig komen er steeds meer projecten waarbij er aan de zojuist genoemde drie O’s ruimte wordt gegeven, maar van een in het curriculum opgenomen programma is nog geen sprake.
Kleuters schreeuwen volgens mij juist om meer SOOOL in het onderwijs.
Uit ander onderzoek is al gebleken dat kleuters erg creatief zijn. Het lijkt mij een goed idee het kerncurriculum van het basisonderwijs te vervangen door de 17 werelddoelen. De basisvaardigheden blijven uiteraard bestaan, maar alle overige vaardigheden maken plaats voor de 21e eeuwse vaardigheden die inhoudelijk gekoppeld worden aan de 17 werelddoelen.
In de ochtend is er tijd voor taal, lezen en rekenen. In de middag gaan de leerlingen aan de slag met SOOOL.
Misschien is het een goed idee de kleuters de effectiviteit van deze nieuwe aanpak te laten onderzoeken!
Mvg,
Jan Raemaekers
Vorige week zijn de eindexamens in het voortgezet onderwijs weer begonnen. Ruim 200.000 leerlingen uit het vmbo, havo en vwo doen er aan mee. En zoals ieder jaar stromen de klachten rijkelijk bij bureau LAKS (Landelijk Aktie Komité Scholieren) binnen. Over deze klachten wil ik het echter niet hebben. Ik wil het hebben over de berichten naar aanleiding van artikelen in verschillende kranten over het enorme aantal leerlingen dat examentrainingen volgt. Een van de artikelen heeft de titel: ‘Zakken is dus echt geen optie’. In een andere krant is de kop: ‘De onstuitbare opmars van examentrainingen en schaduwonderwijs’.
Wat blijkt? Ruim 80% van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs, van vmbo tot en met vwo, maakt gebruikt van enige vorm van bijles of examentraining. Dus naast de examentraining maken ook heel veel leerlingen van brugklas tot en met eindexamenklas gebruik van huiswerkbegeleiding. De bijlesbureaus schieten de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond. Het gaat dus niet alleen over een paar maanden voorbereiden op het eindexamen, maar om een jarenlange ondersteuning van brugklas tot en met examenjaar in de vorm van bijles na schooltijd.
De dagen erna stromen de reacties op deze artikelen binnen. Grofweg zijn de reacties te verdelen in voor- en tegenstanders van huiswerkbegeleiding en examentraining. De voorstanders wijzen met name op de extra kans voor hun eigen kroost. Waarom zou je je kind niet optimaal ondersteunen op school en voorbereiden op het eindexamen? Met een diploma ziet de wereld er een stuk aangenamer en makkelijker uit. De tegenstanders spreken over discriminatie. Sommige ouders kunnen het wel betalen, maar anderen niet. Dat is niet eerlijk, dit werkt kansenongelijkheid in de hand.
Iemand vraagt zich af of het onderwijs in Nederland zo slecht is dat zoveel leerlingen bijles en of examentraining nodig hebben. Anderen merken op dat de hele middelbare schoolperiode toch één grote voorbereiding is van 4 , 5 of 6 jaar op het eindexamen.
Maar is de kwaliteit van ons onderwijs dan echt zo slecht? Volgens de inspectie en vo-raad niet. Ook internationaal staan we er in de meeste lijstjes niet slecht voor.
Een belangrijke vraag of aandachtspunt is óf onze leerlingen hun huiswerk wel maken? Huiswerk schiet er regelmatig bij in. Alleen de laatste maanden, wanneer het examen in zicht komt, gaan ze aan de slag. Ouders weten dit ook en reageren door hun kroost al vroegtijdig op huiswerkbegeleiding te plaatsen, vaak al in de tweede helft van de brugklas. In het laatste jaar gaat dit over in examentraining.
De vraag is of er iets te doen is aan deze enorme hoeveelheid huiswerkbegeleiding? Of er iets aan gedaan moet worden? Dat lijkt een illusie want iedereen vaart er wel bij. De resultaten van de school gaan er op vooruit, er slagen meer leerlingen. De ouders zijn blij dat iemand anders hun kinderen achter de veren zit bij het maken van het huiswerk. De leerlingen hebben een grotere kans om over te gaan naar het volgende leerjaar en om het eindexamen met goed gevolg te doorstaan. De huiswerk- en examentrainingsbureaus hebben volop klanten en dus werk. De minister houdt niet van zittenblijvers en zeker niet van vroegtijdig schoolverlaters. Dus waarom er iets aan doen? Een win-win voor iedereen, behalve dat de ouders er wat armer op worden en dat sommige ouders het zich niet kunnen veroorloven.
Is het ethisch wat de scholen doen? Kunnen ouders of leerlingen geen klacht indienen, omdat de kwaliteit van het geboden onderwijs onder de maat is? Duidelijk is dat er blijkbaar een andere attitude van de leerlingen is tijdens de bijles. Ze moeten komen, ze moeten hun huiswerk maken en afhebben, hun gsm moet uit en in de tas, de groepen zijn vaak klein, een andere docent, andere uitleg, enzovoort. Dit strakke regime verricht blijkbaar wonderen.
Wat kunnen de docenten en het onderwijs hiervan leren? Scholen zouden hun huiswerkbegeleiding en huiswerkdidactiek tegen het licht kunnen houden. Wat vinden we van ons huiswerk? Wat verstaan we onder huiswerk? Hoeveel huiswerk is optimaal? Differentiëren we met huiswerk of krijgt iedereen hetzelfde huiswerk? Wanneer is huiswerk effectief? Kijken we het huiswerk de volgende les na? Hoe kijken we na? Welke feedback is belangrijk en effectief? Welke rol vervult het huiswerk in de volgende les? Enzovoort. Allemaal vragen die een antwoord verdienen.
De meeste scholen hebben geen uniform huiswerkbeleid. Toch zijn er wel positieve uitzonderingen Vorige week was ik op de Sancta Maria Mavo in Den Bosch waar de leerlingen op school onder begeleiding van docenten het huiswerk maken. In de ochtend krijgen de leerlingen lessen van een half uur, waarin de instructie wordt verzorgd. In de middag plannen de leerlingen hun verwerkingsopdrachten en maken hun huiswerk. Als de leerlingen klaar zijn laten ze het aftekenen en mogen ze naar huis. De leerlingen kunnen kiezen om het huiswerk volledig zelfstandig te maken of met begeleiding. Gaat het volledig zelfstandig maken van het huiswerk niet goed, dan vervalt deze optie en zitten de leerlingen de komende vier weken bij de eigen docent in de klas tijdens het maken van het huiswerk. De leerlingen gaan fluitend naar huis, zonder huiswerk. En als de ouders thuis vragen of ze hun huiswerk afhebben, dan kunnen alle leerlingen dit bevestigend beantwoorden. Hiermee hebben we een driedubbele win-win-win te pakken! Halleluja, praise the Lord!
Met vriendelijke groet,
Jan Raemaekers
Mijn oproep: maak meer ruimte voor de inspraak van boeren, burgers en buitenlui!
Lees meer
Steeds vaker worden boeren, burgers en buitenlui ingezet om mee te denken over belangrijke zaken in de samenleving. Zo las ik onlangs in de Volkskrant dat Prinses Laurentien kinderen mee laat praten over 100 miljoen euro voor armoedebestrijding in de steden Den Haag, Deventer, Leiden, Breda en Den Bosch.
Nou is armoede natuurlijk een relatief begrip, maar daar gaat het even niet om. Ik doel op de trend die al zeker een jaar of tien zichtbaar is in onderwijs en bedrijfsleven, namelijk het inschakelen van ‘leken’ bij innovatieve ontwikkelingen en projecten. Deze leken weten inhoudelijk vaak niets van het onderwerp of project, maar hebben daarom juist een frisse, andere kijk op de zaken.
Een grappig voorbeeld van een mislukking die misschien voorkomen had kunnen worden, was het ontwerp van een kaartverkoopmachine bij een parkeergarage. Bij de specificaties van deze kaartverkoopmachine stond dat de machine ook toegankelijk moest zijn voor rolstoelgebruikers. Er werd toen een machine ontworpen met de kaartjesopening op kniehoogte van rolstoelgebruikers. Voor de doorsnee automobilist helaas niet zo geschikt. De veronderstelling is dat dergelijke ontwerpfouten te voorkomen zijn door vroegtijdig gebruik te maken van deze ‘leken’.
Ook in het onderwijs zien we een toename van zogenaamde leerlingenraden of studentraden. Leerlingen of studenten worden vroegtijdig betrokken bij ontwikkelingen die zich op de school of in de organisatie afspelen. Toen mijn kinderen klein waren kreeg de leerlingenraad van de plaatselijke basisschool de vraag voorgelegd wat zij vonden wat ‘snoep’ was? En wat wel en niet in het boterhammentrommeltje mocht zitten. Wat bleek: De kinderen waren veel strenger dan hun leerkrachten en ouders.
In het artikel met prinses Laurentien buigt een Raad van Kinderen zich over het armoedebeleid voor de jeugd. Deze kinderen zijn tussen de 9 en 14 jaar oud. De achterliggende gedachte is dat kinderen creatief denken en onbevangen kijken naar de knelpunten en problemen. Betreffende vijf gemeenten beloven de meningen van de kinderen mee te nemen in de besluitvorming.
In Den Bosch maakt de gemeente ook al langer gebruik van de inbreng van haar burgers. Vorig jaar nog werden de burgers gevraagd mee te denken hoe ’s-Hertogenbosch de groenste hoofdstad van Europa kon worden. Ondanks de fanatieke inzet en mooie inzendingen van veel leerlingen is dat net niet gelukt.
Nu op dit moment heeft de gemeente de vraag voorgelegd hoe het afval te halveren. Deze vraag is via een van de vier HUB’s van Ondernemend Onderwijs in Den Bosch ingebracht en wordt door studenten van o.a. de Pabo opgepakt en in het netwerk uitgezet. Via de padlet (digitaal prikbord) van Ondernemend Onderwijs kunt u deze ontwikkelingen op de voet volgen.
Jan Raemaekers, Lid programmateam ’s-H Ondernemend Onderwijs
Onlangs stond er een weer een prachtig verhaal in de Volkskrant. Dit keer over leesbevordering in Italiaanse gevangenissen. De gevangenen zijn massaal aan het lezen geslagen, maar daarover later meer.
De laatste tijd staat (on)geletterdheid weer volop in de aandacht. Volgens Stichting Lezen en Schrijven is ongeveer 2,5 miljoen mensen in Nederland laaggeletterd. Laaggeletterden zijn mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen. Vaak hebben zij ook moeite met omgaan met een computer. Zij beheersen niet het minimale niveau* om volwaardig in de Nederlandse maatschappij te kunnen functioneren.
Nederland beschikt best over een goed en effectief onderwijsstelsel. We staan internationaal ergens tussen de vijfde en vijftiende plaats, afhankelijk of we het hebben over reken, spelling of lezen. Je zou zeggen dat dit voldoende is om van die laaggeletterdheid af te komen, maar zo eenvoudig is dat niet. Ondanks alle initiatieven op het gebied van lezen en schrijven in Nederland lukt het maar niet het percentage laaggeletterden omlaag te krijgen.
Uit eigen ervaring weet ik dat lezen en leesbevordering best wel een complexe aangelegenheid is. Nederlandse leerlingen in het basisonderwijs vinden begrijpend lezen vaak het saaiste vak op school. Van dr. Kees Vernooy (een autoriteit op het gebied van lees- en taalonderwijs en lector aan de Hogeschool Edith Stein), heb ik geleerd dat begrijpend lezen bestaat uit technisch lezen, woordenschat met de bijbehorende achtergrond informatie en een beperkt aantal leesstrategieën. Te veel leesstrategieën zal niet leiden tot beter begrijpend lezen, maar werkt averechts op het leesplezier van de lezer. En zonder leesplezier wordt er nog minder gelezen. Het lezen van boeken is goed voor een betere leesontwikkeling. Nog belangrijker is dat veel lezen goed is voor je woordenschat en dit is weer goed voor je algehele ontwikkeling. In het algemeen kun je zeggen: Zien lezen, doet lezen.
Hoe krijgen we nu onze jeugd (weer) aan het lezen? Daarvoor gaan we terug naar de gevangenis in Italië. Daar gaat in de provincie Calabrië voor elk boek dat verkocht wordt ook een boek naar de gevangenisbibliotheek in Cosenza. En de gevangenen verslinden die boeken. Hoe kan dat? Voor elk boek dat de gevangenen lezen krijgen ze drie dagen strafvermindering, met een maximum van 48 dagen per jaar. Ze krijgen per boek een mondelinge overhoring om te controleren of ze het boek daadwerkelijk gelezen hebben. Het zijn en blijven natuurlijk boefjes. Ook in Nederland zouden we dit systeem bij gevangenissen kunnen toepassen. Uiteindelijk is resocialisering een van de doelen van ons gevangenissysteem. Naast straffen ook belonen.
Onze Nederlandse leerlingen gaan gemiddeld 200 dagen per jaar naar school (ong. 1000 uur). Stel dat we het lezen van boeken gaan belonen met vrije schooldagen of extra lange vakanties (met uiteraard een maximum). Volgens mij neemt dan het lezen zeer snel toe. Woordenschat en schrijfwerk gaan er op vooruit en van de inhoud van de gelezen boeken steken leerlingen ook het nodige op. Door de extra vrije dagen worden de klassen kleiner en dus minder druk, minder ruzies in de klas en de docent heeft meer aandacht voor de overgebleven leerlingen. Lezen is dan geen straf, maar een ware beloning.
Jan Raemaekers, Lid programmateam ’s-H Ondernemend Onderwijs
* Door de overheid vastgesteld op eindniveau vmbo of niveau mbo-2/3 (niveau 2F binnen de Standaarden en eindtermen volwassenen educatie).
Een paar maanden geleden heb ik een toespraak bijgewoond van Ruud Veltenaar (o.a. filosoof en trendwatcher) over de toekomst van het onderwijs. Afgelopen vrijdag tijdens de netwerkbijeenkomst van Ondernemend Onderwijs was Anne-Marie Rakhorst (Duurzaamheid.nl) aanwezig om te vertellen over haar 17 werelddoelen die er toe doen. Beide toespraken brachten me op het idee onze huidige kerndoelen voor het basis- en het voortgezet onderwijs grondig te herzien. Uiteraard zijn en blijven de basisvaardigheden taal, lezen en rekenen gewoon bestaan. Zonder deze vaardigheden wil het ook niet lukken met het verwerven van andere vaardigheden.
De toespraak van Ruud Veltenaar is voor een groot gedeelte terug te vinden op zijn website. Wat ik er van onthouden heb is dat hij aangaf dat er drie grote uitdagingen zijn, te weten:
1) een ecologische (red de natuur);
2) een sociaal maatschappelijke (kloof tussen arm en rijk) en
3) een spirituele uitdaging (red de mens).
Op basis van deze drie grote uitdagingen formuleert hij 8 onderwerpen die de basis moeten vormen van het nieuwe curriculum in het onderwijs.
Anne-Marie Rakhorst doet ongeveer hetzelfde. In 2015 ondertekenden de 193 wereldleiders van de Verenigde Naties het document waarin de 17 Werelddoelen zijn opgenomen. Deze Werelddoelen moeten ervoor zorgen dat de wereld in 2030 een betere plek is om te leven. Voor iedereen!
De 17 Werelddoelen zijn een routekaart voor een duurzame, eerlijke en rechtvaardige wereld in 2030. Zij wil ervoor zorgen dat iedereen de 17 Werelddoelen kent en dat Nederland al zijn kennis en talent inzet om deze belangrijke doelen te behalen in binnen- en buitenland.
In mijn ogen zijn de grotendeels verouderde en vakspecifieke kerndoelen in het onderwijs toe aan een grondige herziening. De nieuwe basis hebben bovenstaande dame en heer aangegeven en ik ben het van harte met ze eens.
Momenteel loopt er een heel mooie prijsvraag. Iedere leerling met een leeftijd tussen 6 en 17 jaar oud kan meedoen aan deze prijsvraag. Wat moet je doen? Je maakt een filmpje van maximaal 2 minuten waarin je vertelt wat jouw idee is en wat je nodig hebt om het te kunnen uitvoeren. Klaar? Dan stuur je het vóór 15 mei op via 17doelendiejedeelt.nl/prijsvraag en wie weet zien ze jou op 1 juni 2017 in NEMO Science Museum!
Jan Raemaekers, Lid programmateam ’s-H Ondernemend Onderwijs
Mijn oproep: krachten in en om het onderwijsveld bundelen om meer slagkracht te genereren!
En aan de slag bij HUB’s!
Lees meer
Een paar weken geleden was ik als lid van het programmateam van ’s-H Ondernemend Onderwijs aanwezig bij de aftrap van de Bossche Educatieve Agenda (BEA) in aanwezigheid van een groot deel van de Bossche Educatieve Partners (BEP).
De BEP is een groep van organisaties die op de een of andere manier betrokken zijn of zich betrokken voelen bij de opvoeding en het onderwijs van 0 tot 18 jarigen in de regio Den Bosch. De 1e bijeenkomst stond met name in het teken van kennismaken. Bij de 2e bijeenkomst werd de deelnemers een keuze geboden uit een aantal themagroepen, te weten Natuur, Cultuur, Gezondheid, Techniek, enz. Bij ondernemend onderwijs gaat het om ruimte te bieden aan ondernemend gedrag van leerlingen en docenten. Het onderwerp of thema speelt daarbij geen rol van betekenis. Dus ik kon elk van de thema’s kiezen. Ik koos voor de tafel met het thema Gezondheid.
Midden op onze tafel stond op een groot papieren tafellaken in een cirkel het woord WHY? Volgens de Gouden Cirkel van Simon Sinek. Waarom is gezondheid belangrijk? Opdracht was het hierover te hebben en vervolgens het gesprek samen te vatten in één zin. Ik zal u de discussie en dialogen besparen en volstaan met onze zin van de tafel Gezondheid en met enkele begrippen uit de samenvatting op het einde van de bijeenkomst. Onze samenvattende zin was:
Samen werken aan de gezondheid van kind en leeromgeving van gezonde geest naar een gezond lichaam. Zie foto.
De begrippen die ik genoteerd heb als een soort samenvatting van de gehele bijeenkomst: gebrek aan afstemming; verbinden; onderzoekend leren; vraag en aanbod bij elkaar brengen; ontzorgen; bekendheid; een totaal loket; samenwerken; wat kan wel?
En op het eind van de bijeenkomst was het mij duidelijk. Er is grote behoefte aan fysieke en digitale ontmoetingsplekken waar vraag en aanbod uit de Triple Helix kan worden gekoppeld.
Ondernemend Onderwijs is dus met haar HUB’s op de goede weg.
Onze 3 actieve HUB’s zijn te vinden bij Pabo (Fontys Hogeschool Kind en Educatie), Muzerije en het Jeronimus Bosch Art Center. De 4e komt waarschijnlijk bij ZLTO / HAS, hierover worden momenteel afspraken gemaakt. Verder heeft Ondernemend Onderwijs deze fysieke HUB’s aangevuld met een padlet d.w.z. een digitale HUB. Iedereen kan elke vraag en elk aanbod op dit digitale prikbord plaatsen. Zeven studenten gaan vervolgens met uw vraag of uw aanbod aan de slag.
Dus HUP allemaal naar ……..onze HUB’s!!
Jan Raemaekers, Lid programmateam ’s-H Ondernemend Onderwijs
Lees hier meer over BEA en BEP
De laatste tijd hoor ik steeds vaker opmerkingen als: ‘wat zitten ze nu toch allemaal te zeuren over …’. Ook ik op zie vaak op tv gasten in praatprogramma’s die Nederland maar helemaal niets (meer) vinden. In het onderwijs klagen de leerkrachten en docenten ook steen en been. Alles moet anders of alles verandert juist te veel. De kranten staan vol met reacties of kritiek op eerder gepubliceerde artikelen. Zo ook in Amerika. Daar protesteert ongeveer de helft van de Amerikanen tegen de nieuwe president Trump en/of zijn beleid.
En dit ‘gezeur en gedoe’ vindt plaats in juist de meest welvarende landen van de wereld.
Ik vraag mezelf af wat diezelfde mensen zouden doen wanneer ze bijvoorbeeld in een straatarm land zouden wonen. Mijn moeder zei altijd als wij aan het zeuren waren of ruzie hadden over het eten, het gebrek aan plaats, of onze kleren: “Hou op! De mensen in Biafra die hebben recht om te klagen, die hebben het pas echt slecht, die hebben pas echt honger”. Ja, daar kun je als klein kind natuurlijk niet tegenop.
Toch zit er ook een goede kant aan al dat geruzie, gezeur en gedoe heb ik ooit gelezen. Je kunt dit ook zien als een vorm van betrokkenheid, van kritisch lezen, kritisch denken en kritisch zijn. Door alle (positieve óf negatieve) kritiek houdt men elkaar bij de les. Wanneer je iets schrijft in een krant, op Wikipedia of op social media, zijn er altijd mensen die reageren of corrigeren. En wanneer dit op een nette beschaafde manier gebeurt is daar niks mis mee. Je zou zelfs kunnen stellen dat al dit gedoe en gezeur de basis vormt van een gezonde en volwassen democratie. Kijk maar naar landen waar men het niet zo nauw neemt met de waarheid en waar maar heel weinig weerstand (meer) is van de media en de bevolking. Heeft men daar dan helemaal niets te zeuren?
Wat heeft dit nu allemaal met Ondernemend Onderwijs te maken? Veel, heel veel!
In ons ietwat verouderde curriculum zitten een paar hiaten die ik graag zou willen dichten. Twee daarvan zijn het ontbreken van mediawijsheid en informatievaardigheden. Juist deze twee hebben we in onze steeds toenemende digitale en complexe wereld heel hard nodig om meningen, feiten, alternatieve feiten, nepnieuws en leugens goed uit elkaar te kunnen houden.
Hoe kunnen wij leerlingen en studenten hier goed op voorbereiden? Daar heb ik zelf wel wat ideeën over, maar daarover een ander keer meer.
Met vriendelijke groet,
Jan Raemaekers, Lid programmateam sHOO
Meer lezen in het boek: ‘Gedoe komt er toch.’ Zin en onzin over organisatieverandering. Jansen & Jansen, 2005. Uitgever: Scriptum. ISBN 9789055943982.
De documentaire: ‘Wit is ook een kleur’, van Sunny Bergman heeft eind vorig jaar behoorlijk wat stof doen opwaaien. Bergman geeft aan dat het in haar documentaire niet gaat om een wetenschappelijk onderzoek, maar de uitkomsten zijn wel indicatief en geven stof tot nadenken.
Op de site van de VPRO is te lezen:
“We nodigden dertig kinderen uit, tweeëntwintig witte kinderen en acht donkere. Ik vroeg de kinderen welke pop of cartoonfiguur het slimst was. Rond de 75 procent van de kinderen (die een antwoord gaven) wezen naar de witte pop. ‘Omdat ze wit is’, werd er gezegd. Of ‘omdat deze pop een normale kleur heeft.’ Toen ik vroeg welke pop stout was, of straf zou krijgen, wees bijna 80 procent van de kinderen naar de zwarte pop. ‘Die kijkt een beetje bozig!’ zei een kind. Of: ‘Deze baby is stout want hij trekt aan haren.’ En toen ik vroeg welke pop de meeste mensen mooi zouden vinden wees bijna 85 procent naar de witte pop. Er was geen significant verschil in percentages tussen de witte en de donkere kinderen onderling.
De ouders van deze kinderen keken naar het experiment en reageerden vaak gechoqueerd. Het overgrote deel – negentig procent van hen – gaven aan linksgeoriënteerd te zijn. Allemaal gaven ze aan dat ze zich niet bewust of expliciet racistisch zouden uiten. Veel van ouders vroegen zich vertwijfeld af waar hun kinderen deze waardeoordelen vandaan hadden gehaald.”
De verklaringen over dit resultaat gingen na het uitzenden van deze documentaire alle kanten op, o.a. dat het veel te maken had met de opvoeding van de ouders. Ze zouden bewust of onbewust de kinderen opvoeden met boekjes waarin de witte kinderen de helden zijn. Kinderboeken met donkere kinderen in de hoofdrol komen bijna niet voor. Verder zit ons taalgebruik vol van een soort wit superioriteitsgevoel. Ik zal niet beginnen over Sinterklaas en zwarte Piet, maar we kennen allemaal de zwarte Ridder en de prins op het witte paard, enz. (zie synoniemen grafische afbeeldingen onderaan).
In recente rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau en van Amnesty International is te lezen dat discriminatie jegens niet-witte Nederlanders structureel is: zowel op de arbeidsmarkt, in het onderwijs als bij de politie. Je hebt dus als wit persoon een voordeel waar je je misschien niet bewust van bent. Je weet natuurlijk niet hoe vaak je leerkracht donkere medeleerlingen minder aandacht gaf, of hoeveel zwarte medesollicitanten zijn afgewezen voordat jij je baan kreeg.
In eerdere blogs heb ik reeds geschreven over docenten die lagere verwachtingen hebben bij allochtone leerlingen en die bij een gelijke toets of resultaat de donkere leerlingen toch vaker verwijzen naar een lagere vorm van vervolgonderwijs (lees vmbo in plaats van havo).
Ik ben geen socioloog en ik wil me zeker niet de titel van racist op de hals halen, maar een verklaring die ik niet nog heb gehoord wil ik toch graag inbrengen in deze donkere dagen na Kerst. Namelijk: als ik aan de kleuren wit en zwart denk, dan denk ik bij zwart aan donker, nacht, slecht zicht, duisternis en kou. Bij wit denk ik aan sneeuw, dag, licht, vogels en warm. Mogelijk is dit een verklaring waarom ook 75% van de donkere kinderen dezelfde antwoorden geeft als de witte kinderen. Misschien heeft het er niets mee te maken en zit ik er volledig naast, maar het is wel belangrijk open te staan voor alle mogelijke invalshoeken en creatief naar mogelijke oplossingen te zoeken. Bij deze!
Jan Raemaekers
Lid Programmateam
Rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau en Amnesty International.
Het einde van het jaar nadert en dan is het altijd verstandig om even stil te staan bij de stappen die gezet zijn en de weg die je volgend jaar wilt bewandelen.
Het afgelopen jaar is door het Programmateam van ’s-Hertogenbosch Ondernemend Onderwijs vooral gezocht naar het borgen van de verworvenheden die de laatste drie jaar zijn geboekt op het gebied van ondernemendheid. Hiervoor heeft het team drie initiatieven bedacht, te weten: een train de trainers netwerkgroep, een vraag en aanbod platform en een of meerdere adviesraden.
En wat is hiervan terechtgekomen? Om kort te zijn is er een duidelijk netwerk van mensen en organisaties uit de triple helix die belangstelling heeft voor ondernemendheid. Zie onder andere de hier onder staande beschrijving van de bijeenkomst op 25 november j.l.
En hoe staat het met de adviesraden? Het oprichten van een of meerdere adviesraden dat lijkt toch iets complexer en moeilijker dan vooraf gedacht, maar ook hier lijkt een oplossing in zicht.
En is er al een platform voor vraag en aanbod? Via de website van Ondernemend Onderwijs kunnen vraag en aanbod elkaar al vinden. En ook lijken de nog op te richten Hubs prachtige plekken om vraag en aanbod bij elkaar te brengen en op elkaar af te stemmen. Tot zover de terugblik op 2016.
Op 25 november 2016 werd vooral vooruitgekeken. Bij Muzerije in Den Bosch kwamen ongeveer 35 belangstellenden af op onze uitnodiging onder de titel: Samenwerken aan ruimte voor ondernemendheid. Naast drie prachtige presentaties van good practices van KC De Haren, het KW1C en Fontys HKE / Pabo, werden de aanwezigen opgeroepen om aan te geven welke bijdrage zij of de eigen organisatie het komende jaar zal leveren aan ondernemendheid. Deze bijdragen vormen een soort bouwstenen voor het fundament van een innovatieve ontwikkeling, niet alleen in het onderwijs, maar ook in het bedrijfsleven en binnen (semi)overheden, om meer ruimte te geven aan hun medewerkers en studenten voor een meer structurele samenwerking.
De behoefte aan ondernemende locaties waar de betrokkenen elkaar op een inspirerende wijze kunnen ontmoeten zal vorm gegeven worden in zogenaamde Hubs. Het begrip hub (Engels voor naaf) is afkomstig uit de elektronica en is een apparaat waar koppelingen gemaakt worden en waar switches in een netwerk plaatsvinden of mogelijk zijn.
Voor ons is een Hub dus een ontmoetingsplaats voor kruisbestuivingen van mensen uit het bedrijfsleven, het onderwijs en de (semi)overheden. In 2017 gaat het Programmateam vijf Hubs openen. Muzerije is er daar één van. Hun missie luidt: Leren, (mee)maken en verbinden! Bijna alles waar een Hub voor staat.
Ik wens jullie allemaal prettige feestdagen en een ondernemend 2017!
En hopelijk tot ziens in een van de vijf Hubs!! Tot hubs!
Jan Raemaekers
Lid Programmateam
In de Volkskrant van 2 november staat een artikel van Maurice de Hond, waarin hij voorstelt het spellingonderwijs verder aan te passen door ‘ei’ en ‘ou’ af te schaffen en overal ‘ij’ en ‘au’ te schrijven. Zijn motivatie hiervoor is dat we de verschillen toch niet meer kunnen horen en het onderwijs hierdoor veel instructie- en oefentijd bespaart.
Ik wil echter niet ingaan op het aanpassen van het spellingsysteem in Nederland. Hierover heeft ieder wel een mening. Maar zijn artikel staat wel een uitermate belangrijke opmerking over het Nederlandse onderwijs die ik graag onder de aandacht wil brengen. Maurice constateert nl. dat het onderwijs altijd wordt genoemd, zodra er weer iets moet veranderen in ons land. Bijvoorbeeld:
- onze kinderen zijn te dik; dus het onderwijs moet meer bewegingslessen gaan geven.
- Zwarte Piet mag niet meer zwart zijn; dus het onderwijs moet meer aandacht besteden aan ons slavernij verleden.
- kinderen (cyber)pesten te veel en te vaak; dus het onderwijs moet anti-pestprogramma’s invoeren en hier iets aan doen.
Maurice maakt na een opsomming van wat allemaal op het bordje van het onderwijs komt terecht de opmerking, en ik citeer: “Maar wat ik dan nooit erbij hoor, wat er dan minder geleerd hoeft te worden. Waaraan minder tijd op school besteed hoeft te worden.”
Dit is een fenomenale opmerking van Maurice de Hond!
Ook het programmateam van Ondernemend Onderwijs probeert meer aandacht te vragen voor Ondernemendheid in het onderwijs. Wij willen dit doen door meer ruimte te vragen voor docenten en leerlingen om te werken aan maatschappelijk relevante projecten. Maar waar moet die ruimte in het curriculum en schooltijd vandaan komen? Deze ruimte kun je creëren door na te gaan welke vakspecifieke en vakoverstijgende doelen je met een nieuw project dient. Dit wil concreet zeggen dat er lessen of delen van lessen uit de reguliere methoden worden vervangen door de nieuwe inhoud en aanpak. Daarnaast worden vakoverstijgende lessen als Sociale Vaardigheden en Loopbaanbegeleiding geïntegreerd in het project.
Een voorbeeld: leerlingen hebben via de leerlingenraad het verzoek gekregen na te denken over en mee te werken aan het herinrichten van de openbare ruimte rondom de school. Uit de tientallen ideeën die leerlingen tijdens de lessen hebben bedacht, op papier gezet en gepresenteerd kiest een werkgroep van docenten, leerlingen en ambtenaren de beste. De docenten van de verschillende vakken kijken vervolgens welke lessen uit de reguliere methoden kunnen komen te vervallen, omdat de doelen door het vakoverstijgende project worden ingevuld.
Dus niet méér, maar in plaats van!
Maurice nogmaals bedankt voor je geweldige artikel waar je het en-en-probleem oplost door de reguliere les te vervangen door het project. De docenten zullen overigens nog een flinke (extra) inspanning moeten leveren om een dergelijk vakoverstijgend project te realiseren. Maar ik voorspel dat het enthousiasme, de motivatie en de inzet van de leerlingen dit meer dan voldoende zal compenseren.
Jan Raemaekers
Lid Programmateam Ondernemend Onderwijs
Discussie ‘naaldhakken’ van groter belang dan ‘zwarte’ Piet?
Lees meer
Een van de taken van het onderwijs is het socialiseren van de opgroeiende jeugd. Zorgen dat ze de waarden en normen van een land leren kennen. Discriminatie en indoctrinatie worden meestal als onwenselijk beschouwd. Zo willen we bijvoorbeeld in de ‘Pieten-discussie’ af van de traditionele zwarte piet met oorbellen en dikke lippen. Ook willen we zelfstandig denkende en proactieve mensen voor onze toekomstige arbeidsmarkt.
In dit kader wil ik de aandacht vragen voor de naaldhakken. Dringen wij mannen of de maatschappij die op, of leggen vrouwen dit zichzelf op? Waarom is hier aandacht voor nodig zult u zich afvragen? En kunnen de vrouwen hier niet zelf wat aan doen? Niet aantrekken die naaldhakken en klaar is Els. Maar zo makkelijk lijkt het niet te zijn. Ik begrijp als je wat klein bent dat hoge hakken dan een vorm van compensatie kunnen zijn. En ik begrijp dat wij mannen of de maatschappij een vrouwbeeld hebben geschapen van lang en dun. Dus dragen vrouwen naaldhakken.
Maar het dragen van naaldhakken is erg ongezond. Op latere leeftijd heeft dit gevolgen voor de rug, nek, heup en voeten. Bij het opleiden, begeleiden en coachen van vrouwelijke docenten besteed ik altijd aandacht aan dit onderwerp. Ik wijs mijn studenten op het belang van goed schoeisel. In het algemeen staan en lopen docenten een groot gedeelte van de dag. Dus goed schoeisel is onontbeerlijk!
De vraag is nu of er een taak is weggelegd voor het onderwijs om te voorkomen dat vrouwen hun voeten misvormen? Denk hierbij bijvoorbeeld aan het inbinden van de voeten in China als schoonheidsideaal, tot dat dit rond 1911 bij wet werd verboden. Is zo’n verbod ook nodig in Nederland, maar dan op het dragen van (misvormende) naaldhakken?
In Nederland hebben we Arbowetgeving. Zo kun je een Arbo-onderzoek laten doen naar de werkplekken van je personeel om een muisarm of nek- en rugklachten te voorkomen. Dit alles om een gezonde leefomgeving te bewerkstelligen en het aantal ziektedagen te beperken. Bij navraag bleek het dragen van naaldhakken echter niet op het lijstje te staan. Wel is er in diverse branches veel aandacht voor de werkschoenen van het personeel. Denk maar eens aan de brandweer of aan mensen in de bouw, verpleeghuizen, enz. Dus waarom niet voor onderwijzend personeel. Ik hoor u al roepen: “betutteling” en “regelzucht”! En gelijk heeft u. Ik zal me er niet mee bemoeien, maar ik heb het wel onder de aandacht gebracht. Waarvan acte!
Jan Raemaekers
Lid Programmateam Ondernemend Onderwijs
Zijn zij katalysator van de duurzaamheidstransitie?
Lees meer
In de Volkskrant van dinsdag 25 oktober staat een artikel over hoe scholen (basisonderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar en hoger beroepsonderwijs) de koplopers zijn in de smartcitybeweging. Wat een fantastische ontwikkeling. Jaarlijks krijgt een van de scholen in Nederland de prijs van meest duurzame school van Nederland. Van elke provincie wordt een kandidaat school voorgedragen. Eén van deze twaalf genomineerden krijgt uiteindelijk de prijs toegekend door de vakjury.
Dit jaar heeft één van de twaalf scholen zich vooral toegelegd op afvalrecycling, het verminderen van de ecologische voetafdruk van de school. Een aantal scholen heeft zich toegelegd op het experimenteren met innovaties op het gebied van logistiek, circulaire materiaalstromen, energie en watermanagement.
Het hogere belang dat millennials, verreweg de belangrijkste doelgroep in het onderwijs, hechten aan duurzaamheid is een voor de hand liggende factor. Het aantal leerlingen en studenten is ongeveer 3,5 miljoen. Uitgaande van het principe dat twee leerlingen meer weten en kunnen dan één leerling, hebben we hier een enorm reservoir aan mogelijkheden.
Hoe scholen op zoek zijn naar duurzame innovaties is te zien op de website van Ondernemend Onderwijs. Om energiegebruik terug te dringen worden op sommige scholen zonne- en windenergie ingezet. In samenwerking met de lokale waterzuivering wordt fosfaat teruggewonnen uit de natte urinefracties van mannentoiletten. Steeds meer schoolkantines zorgen ervoor dat de catering volledig vleesvrij is. Los van eventuele gezondheidsoverwegingen is het terugdringen van de CO2- uitstoot hierbij een belangrijke overweging. 40.000 studenten en docenten van een hogeschool die twee dagen vegetarisch eten leveren daarmee een besparing op van zo’n 53 ton CO2 en 14 miljoen liter water. Naast de winst voor het milieu brengt die aanpak ook een andere manier van denken op gang. De scholen als katalysator van de duurzaamheidstransitie dus. Vooruitstrevende scholen zoeken die rol op. Duurzaamheid wordt gezien als een kernwaarde en op allerlei manieren is men bezig de milieubelasting door de scholen terug te dringen.
Het is nu aan de innovatieve bedrijven, gemeenten, startups en universiteiten om die samenwerking met de scholen op te zoeken. Laten we gebruikmaken van deze koplopers!
Plotseling schrik ik wakker en besef dat ik een hele mooie droom heb gehad, een wensdroom. Het dringt weer tot me door dat niet de scholen in het artikel de koplopers zijn, maar de festivals. Jammer voor het onderwijs, maar het blijft een mooi artikel!
Jan Raemaekers
Lid Programmateam Ondernemend Onderwijs
Zie Volkskrant dinsdag 25 oktober 2016, artikel van Milan Meyberg en Frederic Sanders. Titel: Festivals zijn koplopers in smartcitybeweging.
In mijn ogen is er sprake van ongelijkheid, of zelfs discriminatie.
Lees meer
Aanleg of aangeleerd? Dit is een eeuwenoude discussie. Wordt intelligentie bepaald door aanleg of is het aangeleerd? Toch is er iets anders aan de hand. In bijgaand filmpje gaat het om twee qua intelligentie gelijkwaardige leerlingen of studenten, t.w. Jan en Roderick. In aanleg, qua DNA (genen) is er geen verschil. Het verschil komt dus tot stand door de omgeving of door individuele keuzes. In het filmpje zien we onder andere dat de ouders een behoorlijke invloed uitoefenen. Uit onderzoek is ook bekend dat leerkrachten van groep 8 een leerling van (ex) allochtone afkomst bij precies gelijke resultaten eerder een vmbo advies geven en de autochtone leerling een havo-advies. Dit komt doordat de leerkrachten bij de leerlingen van groep 8 andere verwachtingen hebben ook al zijn de prestaties of cijfers gelijk.
Uit onderzoek blijkt (Marzano) dat ongeveer de helft van de schoolprestaties te verklaren valt uit het thuismilieu en het DNA. Op de andere helft heeft het onderwijs wel invloed en daarin is de rol van de leerkracht en docent het meest bepalend, gevolgd door de directeur en de grootte van de klas. Zie afbeelding: Marzano. Wat werkt op school?
In mijn ogen is er zeker sprake van ongelijkheid, er is zelfs sprake van pure discriminatie. Dit zien we in onze gehele maatschappij. Dat is niet eerlijk, maar wen er vast maar aan! Of nog beter, bereid je er maar vast op voor. De ene keer is deze ongelijkheid gericht op intelligentie, de andere keer op allochtonen of op vrouwen of op gehandicapten of vul maar in. De wereld is hard en oneerlijk, maar je hoeft niet bij de pakken neer te zitten. Je kunt er zelf gelukkig ook iets aan doen, namelijk persoonlijke keuzes maken. Ook deze zijn natuurlijk gedeeltelijk door je opvoeding en onderwijs bepaald, maar niet iedereen uit een laag milieu zit op het vmbo en niet iedereen uit een hoog milieu op het vwo. Nu helpt goed onderwijs (lees ondernemend onderwijs) natuurlijk wel. Ik ben een heel grote voorstander om ondernemendheid op te nemen in het curriculum en de kerndoelen. En Covey met zijn zeven eigenschappen van effectief leiderschap daarin een vooraanstaande plek te geven. Om zo ongelijkheid en discriminatie van binnenuit te bestrijden!
Jan Raemaekers
Lid Programmateam Ondernemend Onderwijs
Filmpje facebook: Zo werkt sociale ongelijkheid.
Marzano, Robert. J. (2013), Wat werkt op school? Research in action. Bazalt Educatieve Uitgaven.
Covey, S.R. (2010), De zeven eigenschappen van effectief leiderschap. Business Contact.
‘Kinderen die in de zandbak spelen worden verkeerd voorbereid op de arbeidsmarkt’, dat stelt onderwijskundige Anneke Tielemans volgens een artikel in De Speld. Zij pleit voor het vervangen van zandbakken door vergadertafels. Lees hier het hele artikel.
Of dit nu serieus bedoeld is of niet, mijn mening en die van honderden leerkrachten en docenten in de regio ’s-Hertogenbosch is: als je kleuters beter wil voorbereiden op de arbeidsmarkt dan moet je aan de slag met Ondernemend Onderwijs.
We vroegen hen wat de huidige leerlingen/studenten nodig hebben aan vaardigheden als ze over 10 tot 15 jaar toetreden tot de arbeidsmarkt. De top 5 die ze noemen is: 1. zelfstandigheid / autonomie; 2. ict-geletterdheid / mediawijsheid; 3. onderzoekende houding; 4. probleemoplossend vermogen; en 5. samenwerken. Als dezelfde leerkrachten en docenten vervolgens de vraag krijgen wat ze daar nu al aan doen in de eigen klas dan blijft het nog erg stil. De meeste geven aan dat ze dan de methode pakken en de volgende les geven die aan de beurt is.
Zoals je ziet komt het hele begrip zandbak niet voor in de genoemde top 5. Ook als ik het rijtje verder afkijk niet. Toch ben ik het niet eens met onderwijskundige Anneke Tielemans in De Speld. Spelen in de zandbak levert wel degelijk een bijdrage aan je C.V.
Kijkend naar de vaardigheden van de top 5 dan heb je als 4 of 5 jarige een behoorlijke autonomie als je tijdens de pauzes of in de werklessen in de zandbak mag spelen. Meestal krijg je van de juffrouw geen specifieke opdracht mee behalve dat je niet met het zand mag gooien. Je hebt als kleuter dus alle vrijheden die je maar wenst om iets te bedenken en te maken. Ik kan me herinneren dat ik graag en veel in de zandbak heb gespeeld. Ik bouwde kano’s, kastelen, bruggen, tunnels, enz. In grote zandbakken kunnen verschillende (groepen) kinderen aan de slag. Samen kun je grotere en mooiere bouwwerken maken. In en onder kastelen kun je prachtige gangen en tunnels graven. Vanuit alle vier de windstreken graven tot je elkaars handen kon zien of voelen. Dit lukte niet altijd. Soms was de samenwerking niet goed, soms lag het aan de constructie of aan het materiaal. Het zand in de zandbakken op school is meestal te droog. En niet van elke juf of meester mag er zomaar water gebruikt worden om de kwaliteit van het zand te verbeteren. Er wordt een behoorlijk beroep op je onderzoekende en probleemoplossende vaardigheden gedaan tijdens het spelen in een zandbak. Wat ook fijn is aan een zandbak is dat je 3D kunt creëren. In de klas is het toch vaak werken in het platte vlak bv een tekening of een werkblad. Je kunt een zandbak bijna zien als een soort 3D printer van je fantasie. Als dit geen eigenschappen zijn voor de arbeidsmarkt van de toekomst dan weet ik het niet meer!
Jan Raemaekers
Lid Programmateam Ondernemend Onderwijs
Mijn stelling: Het kan niet zo zijn dat we nog steeds uitgaan van een fixed mindset: als je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje
Lees meer
In de Volkskrant van afgelopen week stond een groot artikel over het rapport van het Centraal Planbureau (CPB) met de titel: Kansrijk Onderwijsbeleid. Een van de meest effectieve maatregelen uit het rapport is het werken met zogenaamde parallelgroepen. Oneerbiedig gezegd: Je maakt een groep met de slimste helft van de kinderen en een groep met de domste helft van de kinderen.
Volgens het rapport levert deze maatregel een leerwinst op van 0.20 SD (standaarddeviatie) voor zowel de ondergemiddelde groep als de bovengemiddelde groep. Als leerlingen een halve SD (0.5) leerwinst bereiken door een maatregel, dan rekenen of lezen zij een onderwijsniveau hoger dankzij de maatregel. Bijvoorbeeld als een leerling voordien rekende en las op vmbo-t-niveau, dan rekent en leest de leerling daarna op havo-niveau.
Op zich een mooi resultaat, toch wil ik een paar kanttekeningen maken.
Ten eerste is het belangrijkste onderzoek dat dit resultaat onderbouwt afkomstig uit Kenia. Er kan best goed onderzoek plaatsvinden in Kenia en ook goed onderwijs verzorgd worden, maar het is iets te kort door de bocht om juist dit onderzoek er uit te lichten. Zijn er ook West-Europese of Nederlandse onderzoeken die dit aantonen? Volgens mij heeft Bosker in Nederland vergelijkbaar onderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat een bovengemiddelde groep inderdaad beter gaat presteren. Daarentegen gaat de ondergemiddelde groep er minder op vooruit. Deze laatste groep presteert juist beter in een gemengde heterogene groep. In mijn tweede blog heb ik het gehad over het OESO rapport. Hierin krijgt het Nederlandse onderwijssysteem juist een pluim voor de beperkte spreiding tussen zwak en sterk presterende leerlingen.
Ten tweede is het de vraag of het wel zo verstandig is een tweedeling tot stand te brengen tussen sterk en zwak. Of slim en dom, zoals kinderen en ouders het zullen ervaren. De maatregel lijkt veel op de lagere school uit de jaren 60 in Nederland. Rechts in een rij zaten de leerlingen die naar de hbs gingen, in het midden de leerlingen voor de mulo en links de leerlingen die naar de ambachtsschool gingen of gingen werken. Deze voorgeprogrammeerde standenmaatschappij is niet meer van deze tijd.
Het kan niet zo zijn dat we nog steeds uitgaan van een fixed mindset: als je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje. Lees het boek van Carol Dweck waarin ze het belang van een growth mindset aangeeft. Het CPB weet nog niet hoe ze dergelijke onderzoeken goed moeten uitvoeren! Maar door veel te oefenen kunnen ze nog veel leren! Onze oosterburen wisten dit al heel lang: Übung macht den Meister.
Jan Raemaekers
Lid programmateam ’sH Ondernemend Onderwijs
Link naar boek van Carel Dweck
Mijn oproep: docenten, verken de mogelijkheden van ICT en laat je daarbij coachen door je leerlingen. Oud geleerd voelt jong aan.
Lees meer
In de Volkskrant van afgelopen zaterdag een groot stuk over de iPadscholen van Maurice de Hond onder de kop: Op zoek naar de school van de 21e eeuw. Mooi is zijn verhaal over het ontstaan van de iPadschool. Hij kijkt naar binnen op de basisschool waar zijn oudste kinderen 30 jaar geleden naar school zijn gegaan en ziet dat er bijna niets is veranderd.
Hier heeft hij wel een punt te pakken. Leerlingen die als 4 jarige naar de basisschool gaan komen ongeveer 15 tot 20 jaar later op de arbeidsmarkt terecht als werkzoekende. Hoe kan en moet een school leerlingen hierop voorbereiden? Dit is zowaar geen makkelijke opgave.
Martin Valcke, een Belgisch hoogleraar en onderzoeker o.a. op het gebied van ICT, is kritisch als het gaat over de mogelijkheden en inzetbaarheid van ICT in het onderwijs. Zeker als het gaat om de didactische mogelijkheden van ICT en het vervangen van de docenten. Het is volgens hem nog niet zo eenvoudig ICT meer effectief te laten zijn in vergelijking met een docent.
De koninklijke weg is als eerste een visie te ontwikkelen op het gebied van ICT. Gevolgd door de deskundigheidsbevordering van de docenten. Vervolgens de digitale leermiddelen en tot slot volgt de infrastructuur en de hardware te organiseren.
We moeten onze kinderen leren ‘leren’. Als we van onderwijs ‘leren’ maken en samen met onze leerlingen kennis creëren (co-creatie) dan ontstaat er een gezamenlijke inspanning. Docenten worden meer coaches van het begeleidingsproces van de leerlingen.
Hierbij gebruiken we allerlei digitale middelen, zoals digibord, computer, laptop, gsm, iPad. Deze digitale middelen zijn geen doel op zich, maar hulpmiddelen om het leren ‘leren’ te bevorderen. In veel gevallen zijn de leerlingen en studenten veel handiger met al die devices dan de leerkrachten of docenten. Gelukkig is de jonge generatie graag bereid de oude generatie de weg te wijzen op deze nieuwe digitale snelweg, een prachtige kans voor een co-creatie in de zoektocht naar de school van de 21e eeuw!
Jan Raemaekers
Lid programmateam ’s-H Ondernemend Onderwijs
Link naar youtube filmpje van Martin Valcke
Link naar SLO rapport over 21e eeuwse vaardigheden
Mijn oproep: zorg voor keuzevrijheid, voor leerlingen, maar ook voor de leraren! Geef de leraren meer ruimte om hun eigen onderwijs vorm te geven.
Lees meer
Uit onlangs gehouden onderzoek van de OESO blijkt dat het Nederlandse onderwijs er in het algemeen goed op staat. Dit is een dikke pluim voor alle mensen werkzaam in en om het onderwijs, met name de leerkrachten en docenten. Nederland doet het onder andere goed op het gebied van taal- en rekenen/wiskundeonderwijs. En dat alles met een beperkt budget. Heel knap werk dus!
Zijn er dan helemaal geen punten van aandacht? Jazeker wel, het kan altijd beter. Ik pluk er een punt uit, te weten de lage motivatie van de leerlingen. In het rapport roept de OESO op om te investeren in de capaciteiten van de leraren op het gebied van differentiatievaardigheden. Dit is iets dat de inspectie enkele jaren geleden ook al heeft gesignaleerd. Differentiëren kun je op veel verschillende manieren en heeft een heel groot effect op de motivatie van de leerlingen.
Een voorbeeld: Joep en Dennis komen mijn jongste zoon Frank ophalen om samen naar school te lopen. Ze zitten in groep 6 van het basisonderwijs. Joep is een stille jonge die ik normaal eigenlijk niet of nauwelijks hoor praten. Tot mijn grote verbazing heeft Joep het hoogste woord deze ochtend. Hij is enthousiast over een of ander project. Ook Dennis en Frank zijn enthousiast. Ze hebben duidelijk zin om naar school te gaan. Terwijl Frank zijn jas aantrekt en zijn boterhammentrommeltje in zijn rugzak stopt wordt langzaam duidelijk wat er aan de hand is. De leerkrachten van de bovenbouwgroepen 6, 7 en 8 hebben besloten dat de leerlingen zelf mogen kiezen welk project van wereldoriëntatie (aardrijkskunde, geschiedenis, biologie) ze graag willen volgen. Differentiatie qua interesse. Drie weken lang zijn de vrienden fluitend naar school gegaan.
Jan Raemaekers
Lid programmateam ’s-H Ondernemend Onderwijs
Link naar het rapport van de OECD
Wat een prestatie! Ongelooflijk wat deze jongen heeft gedaan. Wat een lef, wat een moed, wat een durf. Zoveel kwaliteit, zoveel talent. Max heeft net een week eerder zijn oude team van Toro Rosso verruild voor het team van Red Bull racing. Hij beschikt net over een stoel op maat. Hij is amper gewend aan het met ICT volgepropte stuur en de elektronica van de wagen als hij de vierde startpositie weet te veroveren. Uiteraard heeft Max ook het geluk dat de twee Mercedespiloten, Rosberg en Hamilton, elkaar al in de eerste bocht van de baan afrijden. Samenwerken moet je blijkbaar leren.
Wat heeft die jongen toch veel skills in huis. Vaardigheden om alle problemen op te lossen gedurende de race. Hoe ga je met de banden om? Hoe ga je met de spanning om? Hoe houd je de concurrentie achter je? Samen met zijn team heeft Max gekozen voor een twee-stop-strategie. In de laatste twintig ronden heeft Max de oudste banden van de top vier. Max heeft er negen ronden meer opzitten dan zijn teamgenoot als deze zijn linker achterband aan flarden rijdt. Ik neem aan dat Max of de engineers van zijn team toch even stevig hebben zitten rekenen. Wel of niet nog een extra pitstop voor een bandenwissel? Niet nodig, er is blijkbaar kritisch over nagedacht. Dit en nog veel meer competenties heeft Max en nog maar net 18 jaar. Uiteraard een overwinning in een goede samenwerking en harmonie met een geweldig team. Normaal zeg ik: Alleen ga je sneller, maar samen kom je verder! Tijdens de grand prix race in Barcelona was eerder sprake van: Alleen ga je sneller én samen kom je verder!
We weten dat de 21e century skills van Max voor een deel een kwestie is van goede genen. De moeder van Max is Belgisch kartkampioene geweest en de vader van Max heeft enkele jaren in het formule 1 circus rondgereden. Naast deze aanleg zitten er ook ongelooflijk veel oefenuren achter deze prestatie. Hij begon met karten toen hij amper 4 jaar oud was. Talent alleen is niet genoeg. Ook oefenen en nog eens oefenen is van groot belang. En dat hij nu uit de bocht gevlogen is in Monaco doet daar niets aan af. Want fouten maken moet!
Nu blijf ik alleen met de vraag zitten: Wat heeft Max nu eigenlijk op school geleerd? Toch eens aan hem gaan vragen! Misschien heeft hij tijd voor mij bij de grand prix van Spa Francorchamps!
Jan Raemaekers
Lid programmateam ’s-H Ondernemend Onderwijs